













De tuin naar binnen halen en het comfort van de woonkamer naar buiten brengen. Zo begint Arjo zijn toelichting op zijn concept. Hij heeft gespeeld met de toenemende populariteit van de tuinkamer of serre. Omdat dit juist niet in het wensenpakket voorkwam, draaide hij het om en verdeelde de tuin in drie ‘kamers’, qua sfeer en beleving aansluitend bij de verschillende wensen van de familie. De tuin achter het huis is vooral bedoeld als actieve leef- en speeltuin. Aan de rechterzijde bevindt zich een verhoogd terras en bloementuin. Aan de voorzijde is de tuin meer formeel ingericht met bloembakken van cortenstaal als blikvanger. Een erg leuke en slimme vondst om de gewenste functies te vertalen naar drie zones in de tuin.

Arjo heeft een overzichtelijk ontwerpplan afgeleverd in een heldere lay-out en met goed verzorgd tekenwerk. Bijzonder vind ik zijn nauwkeurige beplantingsplan en uitgebreide beplantingslijst. De beplanting laat hij heel goed aansluiten bij de gewenste sfeer en uitstraling van de drie zones. Juist door heel precies de beplanting te kiezen, wordt de identiteit van elke tuinkamer versterkt. De achtertuin bestaat vooral uit een speelveld en een paar zorgvuldig gekozen kleine bomen voor natuurlijke schaduw. De voortuin is strak en symmetrisch met in elke plantenbak Japanse hulst omgeven door lavendel.
De zijtuin is een natuurlijke border, weelderig en kleurrijk met planten als Salvia microphylla en Achilla ageratum en verschillende grassen. Kortom, een zeer compleet, duidelijk en leesbaar beplantingsplan, inclusief bloeischema. De geschetste impressie geeft een idee hoe het geheel er uit kan komen te zien. Een lust voor het oog.”

Medebeoordelaar Dolf Houtman: “Ik vind het tekenwerk en de presentatie van Arjo heel netjes. De plantschema’s zijn goed te lezen, de lay-out is keurig verzorgd en het ziet er professioneel uit: een overzichtelijk plan, heldere tekenwijze, functionele lay-out. Wel vielen mij een aantal schrijffouten op in het plantschema: zo schrijf je laurocerasus aan elkaar en niet los en Kniphofia is met een f en niet met een v.”

‘Het perceel van de opdrachtgever ligt in het Waterschap de Dommel. In de 19de en 20ste eeuw stond hier een boerderij, die in jaren tachtig is afgebroken en in 1984 is herbouwd. Boerderij en tuin grenzen aan een wandelroute door het natuurgebied De Meierij waar de Dommel doorheen meandert.’ Zo begint Carla haar analyse en precies dat is de basis voor het concept. In haar eerste schetsen laat ze zien hoe het meanderende tuinpad organisch langs bloemenperken, grasveld en bomen voert en zo verschillende functies met elkaar verbindt.

Carla: “De tuin ligt op het zuiden waardoor de zon bijna de hele dag op de achtergevel schijnt. Achterin de tuin is veel schaduw door de oever-overwoekerende heesters en bomen. Het tuinpad verbindt het huis met een aan de tuin grenzende weide, een stuk grond dat de bewoners samen met een paar buren huurt van de gemeente. Deze grond maakt onderdeel uit van het plangebied ‘droge voeten’, dat gaat over de overstromingsrisico’s van de Dommel.
De bewoners willen meer genieten van de tuin, ze houden van koken en zien graag een overdekte buitenkeuken terug in het ontwerp. Zonder te veel inkijk willen ze graag uitzicht op de weide, wat schaduw bij het terras aan huis en voor dekinderen een vuurplaats. Het totaalplaatje moet passen bij de omgeving. Met deze uitgangspunten ging ik op onderzoek uit waarbij de Dommel de basis werd voor het concept. Deze rivier is de verbindende factor van mijn ontwerp.

Om de gewenste bourgondische sfeer te creëren die past bij de boerderij en de omgeving, wil ik werken met organische vormen. Door begroeiing te plaatsen op strategische plekken, blijft het uitzicht vanuit huis grotendeels vrij en wordt de inkijk vanuit het wandelgebied zo veel mogelijk beperkt. Het tuinpad staatsymbool voor de meanderende Dommel, ook in de tuin langs verschillende ‘landschappen’. De beplanting wil ik zo dicht mogelijk laten aansluiten bij de beplanting die in de natuurlijke omgeving van de Dommel groeit.”
Peter: “Carla heeft een stevig concept neergezet. In deze eerste schetsen laat ze zien dat alle keuzes daaruit voortkomen, weloverwogen en samenhangend. Het meanderende pad reageert als het ware op de verschillende tuinfuncties, met na elke bocht een andere sfeer. Van vrij strak bij het terras naar meer natuurlijk en ongedwongen aan het einde van het pad. Door de bochten te benadrukken met verhogingen of wallen, versterkt ze het verrassende effect. Ja, hier ben ik heel enthousiast over!”
Vakdocent en stagebegeleider Peter Kroesen: “De landschappelijke benadering van Daniëlle van Vleuten vind ik heel mooi en slim gedaan.”

Peter: “Het denken in concepten is iets waarmee de (tuin)ontwerper zich onderscheidt. Met de tuin uitdrukking geven aan bepaalde ideeën of betekenissen. Wat die ideeën en betekenissen precies zijn hangt uiteraard af van de omstandigheden, de locatie, de grootte van de tuin en de opdrachtgever. Om daar grip op te krijgen laten we studenten inventarisaties uitvoeren en de gevonden informatie al tekenend en schetsend analyseren.
Het ontwikkelen van een concept is niet gemakkelijk. Wat wij tijdens de lessen en ook bij StageProjecten vaak zien is dat de studenten wel een inventarisatie uitvoeren maar dat ze in veel gevallen te snel de stap maken naar ‘de oplossing’. Het risico bestaat dat het tuinontwerp dan te oppervlakkig en trendgevoelig blijft. Een van de manieren om dat te voorkomen is op zoek te gaan naar de essentie van de plek. Daarom ook laten we dit voorbeeld zien van Daniëlle. Voor haar concept heeft zij zich laten inspireren door het landschap rondom de te ontwerpen tuin. De mozaïekachtige structuur van de Maasheggen laat zij terugkomen in haar schetsontwerp. Hoe om te gaan met de diagonale structuren in de tuin? Die zoektocht laat zij met onderstaande eerste schetsengoed zien.

Conceptueel werken is de basis van een consistent en logisch ontwerp. Er zijn uiteraard verschillende manieren om een ontwerpvraagstuk te benaderen en daar uit een concept te ontwikkelen. Zo zijn veel studenten intuïtief ingesteld en anderen meer rationeel. Wat iemands werkwijze ook is, als het lukt een ontwerp te verweven met de plek, is dit een heel sterke basis voor een sterk en uniek ontwerp. Ik kijkuit naar de vervolgstappen in dit veelbelovende stageproject van Daniëlle.”

Al enige tijd zijn we ons bewust van de effecten van onze westerse levensstijl op de leefomgeving. Nu we noodgedwongen aan huis gekluisterd zijn, dwingt de coronacrisis ons na te denken over wat echt waarde heeft voor de kwaliteit van leven. Vast staat, dat tuin en balkon belangrijker blijken dan ooit. Als elke vierkante (centi-)meter telt, hoe kunnen we deze zo optimaal mogelijk benutten en tegelijkertijd oog houden voor duurzame en toekomstbestendig oplossingen?

Belangrijk onderdeel van duurzaamheid is het hergebruiken van materialen. Bij plastic bijvoorbeeld, is niet zozeer het plastic zelf een bedreiging voor het milieu, als wel het weggooien ervan. Hergebruik van materialen is niet alleen duurzaam, maar ook goed voor de portemonnee. Kiezen voor duurzame oplossingen is dus in meerdere opzichten lonend. Zorgen dat meer bestaande producten worden gebruikt zodat nieuwe grondstoffen niet aangesproken hoeven te worden, vereist wel de nodige creativiteit. Maar biedt ook kansen voor meer eigenheid en originaliteit; ontwikkelingen waar maatschappelijk steeds meer behoefte aan is en die passen bij onze kleurrijke samenleving.

De gangbare definitie van een duurzame beplanting is plantkeuzes afstemmen op bodem en standplaats voor een gezonde groei en gering onderhoud, ofwel: de juiste plant op de juiste plek. Maar zeker ook in het stedelijk gebied, waar minder grondoppervlak beschikbaar is en je meer aangewezen bent op het gebruik van potten of bakken, is het van belang dat je planten kiest die geschikt zijn voor de plek, qua lichtbehoefte of windbestendigheid en dat je vervolgens een bijbehorend grondmengsel kiest. Op de vele balkons en dakterrassen kun je met de juiste beplanting, een belangrijke bijdrage leveren aan de stadsecologie en aan vermindering van fijnstof, hittestress en stikstof.

Ook eetbare planten dragen hieraan bij. Minder voedseltransport betekent bovendien minder uitstoot. Het verbouwen van ons eigen voedsel is niet voor niets de laatste jaren steeds populairder geworden en blijkt vooral in tijden van crisis een uitkomst. Moestuinen, stadslandbouw, voedselbossen en participatieprojecten zullen vanaf nu nog actueler worden. Het zelf zaaien van eetbare planten is enorm kostenbesparend en bovendien erg leuk en leerzaam. Veel ruimte heb je hiervoor niet nodig en na de oogst ontstaat weer ruimte voor andere gewassen.

Nergens zijn er meer wanden in de buitenruimte, dan in het stedelijk gebied. Alleen al de vele buitenmuren van alle hoogbouw. Maar ook op tuinniveau. Elk stukje ‘eigen ruimte’ kent zijn eigen erfafscheiding. Vaak een te weinig benutte ruimte, althans te weinig beplant. Klimop wordt weliswaar veel gebruikt, maar door het voortdurend te snoeien vormt de plant geen bloemen en vruchten en heeft het vervolgens ook nagenoeg geen ecologische waarde. Naast heel veel fraai bloeiende klimplanten, zijn er natuurlijk talrijke vruchtdragende en eetbare soorten, die daarbij de nodige ecologische waarde hebben. Ook leifruitbomen vervullen deze functie uitstekend.
Sierwaarde, ecologische waarde, functionele waarde en duurzaamheid kunnen allemaal verenigd worden. Zelfs in een hele beperkte ruimte. Als je daarbij planten kiest die zich kunnen handhaven in de extreme weertypes van de klimaatverandering, dan heb je een goede basis voor toekomstbestendige beplanting.
Kennis en creativiteit transformeren een buitenruimte tot leefruimte. En de waarde daarvan beseffen we door deze crisis meer dan ooit.