












“25% ontwerpwerk achter de tekentafel en 75% van mijn tijd besteed ik aan de aanleg van tuinen. Dit is voor mij de ideale combinatie. Wat voor elke zelfstandige geldt: zorg dat je in balans blijft en zoek naar wat voor jou werkt.”
Met aandacht voor voldoende ruimte voor iedereen, ontvangen we maandag 7 september jl. zeventien bezoekers op onze leslocatie voor de eerste Podium Boskoop-lezing sinds lange tijd. Het blijkt een nieuwsgierige en open groep mensen. Er is veel betrokkenheid en interactie en er worden goede vragen gesteld. Samen met de groep bepaalt Pieter aan de hand van welke stellingen hij zijn verhaal vertelt.
Een inkomen verwerven als ontwerper is een uitdaging. Wat is jouw verdienmodel?
Stel dat je een modaal inkomen zou willen verdienen. Welk uurtarief zou je dan moeten rekenen en hoeveel uur moet je dan maken op jaarbasis?
Pieter gaat met een aantal voorbeelden en aannames direct de discussie aan. “Stel je gewenste jaarinkomen is € 35.000. Met je eigen bedrijf maak je ook kosten. Die stellen we voor nu op € 15.000. De bedrijfskosten zijn vanzelfsprekend erg afhankelijk van hoe jij je bedrijf hebt ingericht, welke investeringen je hebt gedaan en welke omzet je feitelijk maakt. De omzet die je volgens dit voorbeeld moet maken is € 50.000. Op jaarbasis kun je ca. 800 tot 900 declarabele uren maken. € 35.000 gedeeld door 900 uur komt neer op een uurtarief van ca. 40 euro. De rest van je werkuren – zo’n 200 tot 300 – heb je nodig om aan je bedrijf te werken, zoals nadenken over marketing, acquisitie, netwerken, enz.
Om aan een omzet van € 50.000 te komen zoals gesteld in het voorbeeld, zou je een uurtarief van ca. 60 euro moeten berekenen. Hanteer wel een realistische uitgangssituatie, want als je bijv. 1300 declarabele uren hebt op jaarbasis, kom je met een uurtarief van rond de 40 euro op ca. € 52.000. Máák dit soort rekensommen voor jezelf. Het helpt enorm om meer gevoel te krijgen bij wat je aan het doen bent.”
Een andere benadering is dat je kijkt naar de gemiddelde grootte van je opdrachten. Stel dat de gemiddelde opdracht op € 1.000 ligt, dan heb je vijftig opdrachten op jaarbasis nodig. Dit komt neer op gemiddeld vier opdrachten per maand. Ofwel, één opdracht per week. Bij een uurtarief van 40 euro, zou je ca. 25 uur per week mogen werken aan zo’n opdracht.

Als je net begint met je eigen bedrijf, is het niet realistisch uit te gaan van vijftig opdrachten per jaar. De start zal een stuk lager liggen. Wellicht ben je al ‘spekkoper’ met zo’n tien tot vijftien opdrachten per jaar.
Verder is het goed om na te denken over samenwerkingsvormen als verdienmodel. Er zijn talloze manieren om samen te werken met hoveniers of tuincentra. Zo zijn er ontwerpers die zichzelf ook aanbieden als hovenier. Kijk altijd waar je elkaar kunt aanvullen. Zoek bijvoorbeeld samenwerkingsmogelijkheden met een hovenier die veel weet van beplantingen of veel van techniek. Of neem zelf de regie over beplanting als je samenwerkt met een hovenier die daar juist niets mee heeft of er gewoon minder van weet.
Wat voor elke zelfstandige geldt, geldt dus ook voor de zelfstandige ontwerper: zorg dat je in balans blijft. En dat is uiteraard iets wat voor het hele leven geldt. Daarbij is het goed en interessant om te weten dat werken in de tuin een uitstekende tijdsbesteding is voor het verlagen van bloeddruk en stress. Pieter vertelt over de combinatie waar hij zelf heel gelukkig van wordt: 25% ontwerpwerk achter de tekentafel en 75% van zijn tijd besteden aan de aanleg van tuinen.
Voor samenwerkingsverbanden in het algemeen geldt dat er een klik moet zijn tussen jou en de ander, dat is het allerbelangrijkste. Tot slot waarschuwt Pieter voor het wel dan niet rekenen van provisie. Als je je als ontwerper aansluit bij de NVTL, accepteer je feitelijk de rol van onafhankelijk adviseur. Provisies zijn dan uit den boze. Ben je niet aangesloten bij de NVTL, dan ben je vrij in het maken van financiële afspraken. Maar wees daar altijd helder, zakelijk en correct in. Waar je ook voor kiest, wees altijd duidelijk in je communicatie.
Vooraf ‘waarschuwde’ Pieter dat hij met één stelling een hele avond zou kunnen vullen. Dat kunnen wij inmiddels beamen. Zijn voorbeelden, ervaringsverhalen en inzichten lijken onuitputtelijk ;-). Aan de orde kwamen verder hoe een strakke administratie en een duidelijke boodschap van levensbelang zijn voor elke startende ondernemer en tips voor het opbouwen van een netwerk.
Denk je aan het starten van je eigen ontwerpbureau? Gun jezelf de vernieuwde cursus Start je eigen bedrijf van Pieter de Koning.
“Deze minder bekende hortensia, Hydrangea aspera ‘Macrophylla’ heeft twee soorten bloemen: witte opvallende, steriele lokbloemen, die beperkt blijven tot de rand en in het midden massa’s kleine, fertiele bloemen met bijna fluorescerende lila-blauwe meeldraden. En juist deze hele kleine lila bloempjes bevatten de nodige nectar en stuifmeel voor o.a. vlinders en bijen. Dit in tegenstelling tot de veel gebruikte, grote bolvormige hortensiasoorten, zoals H. macrophylla en de H. arborescens ‘Annabelle’, die uitsluitend uit steriele lokbloemen bestaan.

H. aspera ‘Macrophylla’ heeft vanwege het grote, ruw behaarde blad een vochthoudende bodem nodig in koele halfschaduw en wordt uiteindelijk ruim twee meter hoog. Een hele sierlijke hortensiasoort, waar zowel wij als allerlei insecten in de zomermaanden van kunnen genieten.”
Juist omdat we in deze coronazomer meer tijd besteden aan huis, tuin of balkon, deelt onze Plantenkennisdocent Ingrid van der Ven elke vrijdag een plantentip. Meer over dit plantengeslacht behandelt ze tijdens de lessen Bladverliezende heesters van beide PlantenKennis-cursussen.
Meer over dit plantengeslacht komt aan bod tijdens de lessen Bladverliezende heesters van zowel de cursus Plantenkennis Compleet als Plantenkennis Basis.

Voordat nieuwe docenten starten met een eigen groep, betrekken we hen bij onze activiteiten en lopen ze mee met andere lesgroepen. Afgelopen februari kwam Lars al even buurten bij de schetsende studenten tijdens de consumentenbeurs TuinIdee en in mei zou hij in de lezingenserie Podium Boskoop komen vertellen over zijn visie op ontwerpen voor stadstuinen, zijn specialisme. Door de coronamaatregelen kon dat niet doorgaan, in plaats daarvan maakte hij die maand zijn debuut als docent Tuinarchitectuur.
“Het was gelijk improviseren, want de eerste bijeenkomsten gingen online, via MS Teams. Het schijnt erbij te horen in het onderwijs: de leraar die z'n vak beheerst, maar stuntelt met de videorecorder. Zo voelde het bij mij ook de eerste les ;-). Maar met elkaar kwamen we eruit en de tweede en derde keer gingen meteen al veel soepeler. Met de docenten hadden we afgesproken dat de online-sessies geen vervanging zouden zijn van de fysieke klassikale lessen, maar vooral om huiswerk te bespreken, vragen te beantwoorden en studenten te inspireren. Een goede keuze en voor mij een prima manier om te studenten te leren kennen en te zien waar ze mee bezig waren."

"Ik heb ruime ervaring als ontwerper op diverse schaalniveaus, met een duidelijke specialisatie in de tuinarchitectuur. Sinds vijftien jaar run ik mijn eigen eenmanszaak Veenboer Tuinarchitectuur en heb ik mij gespecialiseerd in het ontwerpen van kleine stadstuinen. In de loop der jaren heb ik echter ook villatuinen, schoolpleinen, festivaltuinen, een tuinbank en een hottub ontworpen. Zelf heb ik twee tuinen, één bij ons huis en een volkstuin. De ene tuin is op zand en de andere op zware klei. Mijn ervaringen met die twee heel verschillende bodemsoorten, zal ik zeker gebruiken tijdens mijn lessen.”

Adri Voorwinden is sinds 2004 zelfstandig landschapsontwerper met een eigen bureau voor ruimtelijke vormgeving en landschap, gespecialiseerd in natuurinclusief ontwerpen en het daarmee vergroten van de biodiversiteit. “Het Nederlandse landschap ligt mij na aan het hart. Ik vind het heel boeiend qua ontstaansgeschiedenis en hoe het zich door de eeuwen heen heeft ontwikkeld en aangepast. De mens speelt hierbij natuurlijk een grote rol. Ik vind het belangrijk dat we zorgvuldig omgaan met ons landschap, met kennis, aandacht en zorg voor alles wat er groeit en bloeit."

"Bij elke ontwerpopgave, hoe klein ook, start ik vanuit het landschap. Hoe is dit gebied ontstaan? Wat groeit hier van nature? Hoe is de samenhang met de omgeving en welke natuurlijke invloeden kunnen we benutten? Dat is voor mij de basis, daarna volgen de vorm en functies. Bij elk project streef ik ernaar natuurontwikkeling toe te voegen en/of de biodiversiteit te vergroten. Mijn opdrachtgevers zijn o.a. gebieds- en projectontwikkelaars, delfstofwinners en natuurorganisaties. Ik kijk er naar uit nu mijn ervaring te kunnen delen. Ik herken mij in wat ik lees, zie en hoor bij de OntwerpAcademie – het is voor mij een goede plek om mijn visie over te brengen: de noodzaak om vanuit het landschap te denken. Heel waardevol en leerzaam vind ik de workshops didactiek van Tjitske Hoekstra en het brainstormen met collega-docenten. In september start ik met een eigen groep!”
Naast de vakopleidingen Tuinarchitectuur, Plantenkennis en diverse groene cursussen, organiseren we vakexcursies, bijeenkomsten, groene evenementen rondom de SchetsKeet en lezingen zoals PodiumBoskoop. Daarnaast coördineren we StageProjecten als onderdeel van ons opleidingsprogramma. Dit betekent dat wij continu op zoek zijn naar gepassioneerde docenten, praktijkbegeleiders en docenten/onderwijskundigen, die een bijdrage willen leveren aan ons onderwijs. Kijk eens op onze vacaturepagina, misschien is er een functie bij die past bij jou!

Informatie is nog nooit zo bereikbaar geweest als nu. Internet en vele andere media staan vol met info. Maar helaas is er weinig controle ten aanzien van de kwaliteit, zoals dat met officiële publicaties wel het geval is. De willekeur aan schrijfwijzen van plantennamen is enorm. Op het eerste oog lijkt dit misschien helemaal niet erg, maar als je je voorstelt dat verkeersborden willekeurig zouden worden toegepast, dan is het begrijpelijk dat het tot grote verwarring kan leiden.
Wetenschappelijk namen worden vanuit vaste regels samengesteld. Dit noemen we de nomenclatuur, ooit bedacht en uitgewerkt door Carolus Linnaeus, de beroemde achttiende-eeuwse botanicus. Zijn binaire nomenclatuur, ofwel tweeledige naamgeving, zorgde door de universele schrijfwijze en taal (voornamelijk Latijn) voor internationaal erkende, wetenschappelijke plantennamen. Deze vorm van naamgeving wordt nu nog steeds wereldwijd gehanteerd. Plantennamen staan officieel geregistreerd in een ‘wetboek’, de ICBN (International Code of Botanical Nomenclature).

Kortom, als een wetenschappelijke plantennaam op de juiste manier geschreven is, weet iedereen over de hele wereld om welke plant het gaat. Heel specifiek. En dat is natuurlijk heel erg handig. Maar het luistert wel nauw.
Hoog in de hiërarchie van de indeling van het plantenrijk, zijn de groepen aangegeven door vaste eindlettergrepen, bijvoorbeeld bij plantenfamilies en ordes. Lager in de hiërarchie spelen hoofdletters, kleine letters, aanhalingstekens en hybride tekens (x) een belangrijke rol en geven hiermee de taxonomische rangorde en het verwantschapsniveau weer. De spelling maakt duidelijk of het gaat om een geslacht, een soort, een cultivar of een kruising. Dit zijn de meest gebruikte namen uit de hele taxonomische stamboom. En hier gaat het in de praktijk vaak mis.

Een plantennaam bestaat standaard uit twee belangrijke delen: de geslachtsnaam met daarachter de soort. Het geslacht wordt altijd met een hoofdletter geschreven en de soort altijd met een kleine letter. Samen is dit de soortnaam.
Bijvoorbeeld: Cornus florida
Als het gaat om een cultivar, een gecultiveerde variëteit, kortweg cv., dan wordt de cultivarnaam hierachter gevoegd, tussen aanhalingstekens en met een hoofdletter.
Bijvoorbeeld: Cornus florida ‘Rainbow’
Bij natuurlijke ondersoorten wordt dit door een afkorting met punt weergegeven (f.=forma, var.=variëteit en ssp.=subspecies), gevolgd door een kleine letter, zonder aanhalingstekens.
Bijvoorbeeld: Cornus florida f. rubra.
Kruisingen tussen geslachten of soorten worden aangegeven met een hybride teken, een x. Bij kruisingen tussen geslachten staat de x vóór de geslachtsnaam. Bij kruisingen tussen soorten staat de x achter de geslachtsnaam.
Bijvoorbeeld: xFatshedera lizei (kruising tussen de twee geslachten Fatsia en Hedera)
Bijvoorbeeld: Hamamelis x intermedia (kruising tussen twee soorten binnen het geslacht Hamamelis)

Als personen hebben wij een voor- en achternaam, beide met een hoofdletter geschreven. Plantennamen worden vaak beschouwd als een soort voor- en achternaam en vervolgens ten onrechte op dezelfde manier geschreven: alle naamdelen met een hoofdletter. Als dan ook aanhalingstekens, hybride tekens en/of soortnamen worden weggelaten, is de taxonomische rangorde niet meer herkenbaar. En juist deze rangorde zorgt ervoor dat je planten kunt herleiden en verwantschappen kunt herkennen binnen het enorme plantenrijk.
Daarom is het belangrijk om plantennamen correct te schrijven. Vooral als professionals in de groensector. Als we dezelfde taal spreken, kunnen we elkaar beter verstaan. Wereldwijd.
Leer meer over taxonomie, nomenclatuur en de betekenis van plantennamen tijdens de cursussen Plantenkennis Compleet en Plantenkennis Basis.