












Peter: "De ontwerpdag start ik met een algemene presentatie over het ontwerpvak, over hoe een tuinarchitect te werk gaat, hoe hij of zij altijd eerst kijkt naar de plek, naar de omstandigheden en de omgeving. En natuurlijk naar de wensen van de klant.
Aansluitend laat ik de deelnemers een collage maken van hun visie op de eigen tuin. Het is altijd een mooi moment als ze het concept, de rode lijn te pakken hebben. Aan de hand van de collages stellen de deelnemers zich aan elkaar voor. Een voorstelrondje via de eigen tuin dus eigenlijk.
Al voor de pauze maken de deelnemers hun eerste schetsen. Daarbij loop ik langs en schuif aan met tips en adviezen. De lunch gebruiken we in de Rozentuin in Boskoop, een mooie plek om het eerste deel van de workshop even te laten bezinken.
Na de lunch zie je ook dat deelnemers elkaar opzoeken, ideeën en inspiratie uitwisselen. We sluiten de dag af met een korte presentatie van de plannen. Elke deelnemer gaat met een basisplan naar huis. Tussen de ontwerpdag en de beplantingsdag zitten minimaal twee weken waarin deelnemers desgewenst hun plan verder uitwerken."
Modeste: "Een week van tevoren ontvangen de deelnemers een 'huiswerkmail' zodat ze goed voorbereid aan de beplantingsdag kunnen beginnen. Net als Peter start ik de workshopdag met een presentatie over het werk van een beplantingsspecialist en waar je op let bij het maken van een beplantingsplan. Ik laat ter inspiratie veel foto's zien van tuinen met verschillende beplantingsstijlen. We kijken voor het beplantingsplan ook naar de standplaats en welke planten het meest geschikt zijn voor de eigen tuin.
Daarna volgt het stappenplan waarmee de deelnemers zelf aan de slag gaan. Samen met een collega begeleiden we iedereen daar persoonlijk bij. Aan het einde van de dag heeft iedereen een concreet beplantingsplan. Voor de complete tuin of voor een specifieke border. Naast dat er hard wordt gewerkt is het ook een heel gezellige dag. De workshopruimte in de Botanische Tuin in Utrecht, draagt daar ook zeker in bij."
Is je tuin groter dan 800m2? Komend seizoen bieden we voor grote tuinen een driedaagse workshop aan: twee dagen ontwerpen in Boskoop - waarbij je op dag twee al een hoofdopzet maakt voor de beplanting - en een beplantingsdag in de Botanische Tuin in Utrecht.
Kijk hier voor meer informatie.
Voorafgaand aan het nieuwe seizoen een foto-impressie.
Stagebegeleider Peter Kroesen: “Een project van deze omvang, bezoeken we altijd eerst zelf voordat we het koppelen aan een student. Het is belangrijk de locatie eerst zelf te zien en de mensen te ontmoeten die er werken en gebruik van maken. Pas als de vraag voor onszelf compleet en helder is, beoordelen we of en zo ja wie we kunnen benaderen er mee aan de slag te gaan.

Het eerste dat opvalt zodra je het terrein van D’n Bolle Akker oploopt, is de sfeer. Er is een weide met alpaca’s, varkens, geiten, konijnen en kippen. De dieren trekken de aandacht en geven de zorg iets bijzonders. Je voelt een betrokken en speciale aandacht voor de bewoners. Met de opdrachtgevers bepaalden we de kern van de opdracht: een masterplan voor de structuur en een sfeerimpressie voor beplanting en materialen. Het toeval wilde dat Alexandra van Dijk, die inmiddels haar opleiding Tuinarchitectuur heeft afgerond, speciaal had gevraagd naar een stageproject in de zorg. Ze werkte een tijd als vrijwilliger op een gesloten afdeling van een verzorgingshuis en vertelde: ‘Ongelooflijk hoe dankbaar mensen zijn als je ze mee naar buiten neemt. Als je ze de natuur weer laat beleven.’ In december 2019 maakte Alexandra kennis met het Zorgcentrum in Vessem. De klik was er direct en het stageproject gekoppeld.

Na een eerste inventarisatie en analyse presenteerde Alexandra drie conceptrichtingen: de bewegingstuin, de boerderijtuin en de historische tuin. Elk idee had zijn voor- en nadelen. Om de aanleg van de nieuwe tuin niet te ingewikkeld te maken en het project financieel haalbaar, koos Joris Zorg ervoor de bestaande structuur grotendeels te handhaven. Na zoeken en schetsen over en weer, besloten we het ontwerp letterlijk te laten aansluiten bij de bestaande structuur.

Alexandra vertaalde de huidige indeling in driehoeken naar een nieuw en praktisch ontwerp. Elke driehoek krijgt daarbij een eigen functie waarbij de wensen van de bewoners en hun families heel mooi worden geclusterd. De nieuwe inrichting biedt de bewoners meer mogelijkheden. Zo zijn er verhoogde plantenbakken, geschikt om vanuit een rolstoel te kunnen tuinieren, een grotere volière en kas om bewoners zelf groenten en planten te laten verbouwen, er zijn meer paden zodat alle gebruikers zich ruimer over het terrein kunnen bewegen en dichter bij de dieren kunnen komen. En families krijgen een plek waar ze zich in alle rust kunnen terugtrekken.

Het uitgangspunt bij het maken van een tuinontwerp is altijd het ontwerp te laten aansluiten bij de totale context. Voor wat betreft sfeer, uitstraling, de wensen van de gebruikers en – bij deze opdracht – de behoeften zowel als de beperkingen van de bewoners. Naast de grootte van het terrein, had Alexandra te maken met meerdere opdrachtgevers en een complex programma van eisen. Alexandra toonde veel geduld in het lange traject, zocht naar alternatieven, leefde zich goed in en verwerkte de feedback steeds op de juiste manier. Zo ontwikkelde ze gaandeweg het traject de uiteindelijke structuur.
Wat ik vaak zie bij studenten – en ook bij Alexandra – is dat ze moeite hebben vanuit een veelheid aan ideeën, het juiste concept te vinden. Het is daarom gemakkelijker eerst het concept te ontwikkelen: Wat is er en wat kan ik daar mee? Wat zegt de plek me en hoe kan ik de wensen hierin integreren? Het was een mooie eyeopener in de bestaande mozaïekachtige driehoekstructuur van het complex, uiteindelijk de rode draad voor het concept te vinden. In haar ontwerp geeft Alexandra elke driehoek een eigen functie die klopt bij de plek. Ze integreert hiermee alle afzonderlijke wensen en maakt van het geheel een harmonieuze compositie. Dat heeft ze gedaan met veel gevoel voor de bewoners.

Daarnaast heeft Alexandra grote stappen gemaakt in haar tekenvaardigheden. Naast het behouden van haar persoonlijke stijl, is het haar gelukt die te professionaliseren.
Joris Zorg is zeer tevreden met het resultaat en wil het ontwerp graag uitvoeren. Omdat de eigen financiële middelen niet voldoende zijn, zoeken ze naar sponsoren voor de aanleg. Het zou geweldig zijn als dat lukt, dat de medewerkers en bewoners straks optimaal gebruik kunnen maken van hun mooie omgeving.”
“Tachtig procent van mijn werk bestaat uit het maken van ontwerpplannen voor postzegeltuinen.” Lars Veenboer is tuin- en landschapsarchitect en al 15 jaar gespecialiseerd in het ontwerpen van stadstuinen in de regio Utrecht. Tijdens de Podium Boskoop-lezing van maandag 2 november jl. staat de kracht van de kleine tuin centraal. “Vanavond laat ik jullie zien hoe je ook voor de kleine stadstuin fantastische leefwerelden kunt creëren voor mens, dier en plant.”

Lars heet de volle zaal welkom en vraagt de aanwezigen naar de voordelen van een kleine tuin. De reacties variëren van “weinig onderhoud en minder duur” tot “geborgenheid en meer aandacht voor detail”.
Een definitie van een kleine tuin is er niet, maar Lars laat tuinen zien met oppervlaktes tussen de 20 en maximaal 100 m2. Van een extreem smalle pijpenla van 2 meter breed tot een tuin van 15 meter diep. Elke tuin biedt kansen en mogelijkheden, vertelt hij. In een kleine ommuurde en daardoor warmere tuin bijvoorbeeld kan wellicht worden gekozen voor meer exotische planten.
Vanavond staat de vraag centraal hoe je een kleine tuin zodanig kunt ontwerpen dat er een interessant beeld ontstaat en welke ‘trucs’ heb je daarvoor nodig. Op basis van 15 jaar ontwerpervaring heeft Lars er inmiddels een soort structuur voor gevormd. In zijn woonplaats schreef hij ooit een ‘prijsvraag’ uit voor de lelijkste tuin. Een ‘kanshebber’ was een smalle geheel betegelde tuin van 2,50 meter breed en 10 meter lang en ommuurd met een betonnen schutting. Slechts links en rechts enkele planten. In dit voorbeeld worden in feite de beperkingen benadrukt. Een andere veel gemaakte fout is dat men een kleine tuin als een soort Madurodam gaat invullen. Het advies is: laat iets gebeuren in een tuin, zorg voor een spanningselement, maar maak keuzes. Om te komen tot een passend ontwerp, maakt Lars een driedeling: concept, ontwerp en detaillering.
In deze fase kijk je naar de wensen van de klant, de omgeving, de juiste schaal en hoe je eenheid kunt brengen. Uiteraard dien je altijd serieus te kijken naar de wensen van de klant. De praktijk laat echter zien dat mensen over het algemeen heel veel willen. Maak keuzes en onderzoek of je bepaalde wensen kunt samenvoegen. Daarnaast is er veel te halen als je goed naar de omgeving kijkt. De context speelt altijd een rol. Door gebruik te maken van de context, zoals het ‘de tuin in trekken’ van groen of horizontale lijnen, doet de tuin groter lijken. Eenheid in een kleine tuin kun je realiseren door je te beperken in verschillende materialen en kleuren. Twee tot drie verschillende materiaalsoorten is voor een kleine tuin vaak het maximum.
De ‘ontwerptrucs’ of ontwerpmiddelen zijn: diepte, hoogte, breedte, diagonalen, hoogteverschillen, werken met barrières, suggestie en spiegeling. Diepte kun je benadrukken door in bijvoorbeeld een langwerpige tuin een langwerpig element te plaatsen: een vijver of een plantenbak. Hoogte is te realiseren door een pergola of boom. Je creëert dan als het ware een plafond waarmee je de hoogte ervaarbaar maakt. De breedte benadrukken doe je door de volle breedte te gebruiken. De pergola in het voorbeeld beslaat dan bij voorkeur de volle breedte van de tuin.
Diagonalen brengen beweging en dynamiek in de tuin. Diagonalen zijn ook lange lijnen, je kunt ze als een schuine lijn door de tuin laten lopen of meer genuanceerd met een getrapte of zelfs een gebogen lijn. Hoogteverschillen voegen ruimtelijk gezien veel toe aan de (kleine) tuin, toch is het opvallend hoe weinig dit wordt toegepast. Met een zorgvuldig uitgekozen hoogteverschil zet je de compositie aan, leg je accent op plekken waarmee je de ruimtelijkheid maar ook de spanning sterker maakt. Een hoogteverschil in de vorm van een op- of afstap, vooral in combinatie met iets hogers zoals een pergola of boom, zorgt voor veel effect. Afstapjes en treden zorgen er feitelijk voor dat de beweging wordt vertraagd, het maakt je bewust dat je een nieuwe ruimte of ander deel van de tuin in gaat. Hoogteverschillen zorgen ook voor een ‘spel van schaduwen’, hetgeen meer diepte suggereert.

Barrières zijn er in alle soorten en maten: een plant net voor een bocht zodat je niet kunt zien waar het pad heen gaat of eindigt, een pergola in het midden van een tuin of het bewust weglaten van een verbindend pad tussen twee terrassen waarbij het tussenliggende gras dan de barrière is. Het slim combineren van ontwerpmiddelen maakt de compositie en daarmee de tuinbeleving sterker. Het toepassen van suggestie is een bekend en veel toegepast ontwerpmiddel. We kennen het onder andere vanuit de landschapsstijl. De kunst is om zowel het begin als het einde aan het oog te onttrekken. Je ziet bijvoorbeeld een waterpartij door de tuin lopen, maar je kunt niet zien waar deze eindigt. Hetzelfde effect kun je bereiken met een rondgaand wandelpad. Het verdwijnt subtiel achter een groep struiken om op een andere plek in de tuin weer op te duiken.
Werken met spiegeling, reflecties en lichteffecten zijn heel aantrekkelijke middelen die direct meerwaarde toevoegen aan de beleving in de tuin. Een vijver waarin de weerspiegeling is te zien van een boom of oevervegetatie, werkt betoverend. Boomkronen waar het zonlicht doorheen schijnt en het zonlicht verstrooit en zachter maakt. Bedenk dat een vijver, waterpartij of waterschaal onder een bepaalde hoek voor reflecties van het licht op een gekozen oppervlak kunnen zorgen. Water in de tuin is belangrijk voor veel vormen van leven in de tuin en het wateroppervlak zelf zorgt voor veel ruimtesuggestie.
Naast compositie en ontwerp is ook de materiaalkeuze van belang. Ontwerpers bedienen zich van kleur, textuur, legverbanden, kunst, groen en dieren om de beoogde ruimtelijke effecten van een compositie te versterken. Een aantal spreken voor zich: felle kleuren zoals rood, geel en blauw, vragen aandacht en verkleinen een ruimte, terwijl grijsachtige tinten een ruimte groter doen lijken. Een lange tuin wordt langer als het verhardingsmateriaal in de lengterichting wordt gebruikt en een glad gestucte muur oogt ruimtelijker dan bijvoorbeeld een gemetselde muur. Met materiaal als grind of houtsnippers, versterk je het vlak zelf.
Bij textuur doelen we op hoe grof of fijn een bepaald oppervlak is. Bomen met grove bladeren zoals een Catalpa, verkleinen een ruimte, in tegenstelling tot soorten met heel fijn loof zoals een Tamarix. Combineer je ze met elkaar, grofbladig vooraan en een meer fijne textuur achteraan, dan vergroot je het effect.

Met een kunstwerk, een beeld, borrelend of opspattend water creëer je een centrum waar de aandacht naar toe gaat, het doet je de beperkte ruimte vergeten. Dieren tenslotte zorgen eveneens voor aandacht. Vogels die zich tegoed doen aan vijgen of bijen die zoemend de ene na de andere bloem bestuiven. Lars laat tot slot nog een aantal tuinontwerpen zien waarbij de diverse ontwerpmiddelen terugkomen.
Enkele boekentips:

Natuur is een rekbaar begrip. Natuur beperkt zich zeker niet alleen tot natuurgebieden, natuur is nagenoeg overal. In tuinen, parken, bermen en zelfs op muren, daken en balkons. Overal vind je stukjes natuur die uiteindelijk, als de omstandigheden gunstig zijn, kunnen uitgroeien tot ecosystemen. Elk stukje buitenruimte kunnen we gebruiken om hieraan bij te dragen. Niet alleen voor ons eigen belang, maar vooral in het belang van de biodiversiteit.

Ecosystemen zijn altijd sterk afhankelijk van soorten die van nature voorkomen in een bepaald gebied. Inheemse planten dragen ecologisch gezien enorm bij aan het herstel van de biodiversiteit. De complexe opbouw van de flora en fauna binnen een ecosysteem, zorgt voor balans en harmonie. Veel soorten zijn afhankelijk van elkaar en werken samen. Zowel boven- als ondergronds. En vooral de ondergrondse samenwerking tussen organismen is lange tijd onderschat. De samenwerking tussen schimmels, bacteriën en de vele andere bodemorganismen is cruciaal voor een gezonde bodem. En de bodem is cruciaal voor de bovengrondse groei. De vele verfijnde vormen van communicatie tussen planten en hun omgeving, zowel boven- als ondergronds, worden steeds meer ontdekt. De samenwerking tussen organismen binnen een ecosysteem blijkt een essentiële rol te spelen voor soorten. Samenwerking vergroot de kansen op overleving.
Klimaatverandering , ontbossing en vervuiling, de effecten van onze levensstijl op al het leven op aarde zijn ernstig. We kunnen er niet langer omheen, de problemen zijn groot. Zo groot, dat het kan duizelen, want waar moet je beginnen? Toch kunnen wij, gezamenlijk, op elke schaal een verschil maken. Als iedereen een bijdrage levert wordt het effect vanzelf groot. De natuur is geen losstaand onderdeel van ons bestaan, wij vormen een onderdeel ervan. We kunnen niet zonder en we moeten er veel meer in investeren. Voor onszelf en vooral voor alle andere organismen.
Elk stukje buitenruimte telt. Juist in de groensector hebben we enorm veel invloed op de invulling en het beheer ervan. Ik noem een aantal concrete mogelijkheden:

Natuurlijk zijn er veel meer dingen die we kunnen doen, teveel om op te noemen, ook op het gebied van duurzame oplossingen. Bewustwording is de essentie. En samenwerking. Zodat er meer ruimte komt voor de natuur. Want natuur geeft perspectief.
Leer meer over natuurlijke processen en het belang van de ecologie tijdens de cursussen Plantenkennis Compleet en Plantenkennis Basis.
