













Onze tuin ligt in een wijk aan de rand van Hilversum, dichtbij bos en heide. Allerlei bosplanten vestigen zich spontaan en de tuin wordt veelvuldig bezocht door eekhoorns, spechten en boomklevers. Het is inmiddels bijna 30 jaar geleden dat wij (mijn man en ik) hier kwamen wonen. Ons kleine huis met tuin uit 1950 werd in 1992 al omzoomd door hoge, oude straatbomen en heel veel bomen van aangrenzende percelen, zoals eiken, berken, dennen, sparren - deels overblijfselen van voormalig bos op arme zandgrond.
De tuin bestond destijds voornamelijk uit gras met wat heesters, o.a. hoge en brede Rhododendrons. Verder was er aan de voorkant een kleine overkapping, aan de zijkant een houten tuinhuisje en achter, grenzend aan het huis, een terras van jaren zestig flagstones in een (hele…!) dikke laag cement. Aan de voorkant bevindt zich het grootste tuindeel, langs de zijkant een smallere strook en aan de achterkant de kleine hoek met flagstones. Met uitzondering van het gras is dit allemaal nog steeds aanwezig.

De groeiomstandigheden bleken een behoorlijke uitdaging: arme zandgrond, droge schaduw en heel veel wortelconcurrentie. Het uitgebreide wortelnetwerk van alle grote omringende bomen en van grote heesters, vormde een dichte, moeilijk doordringbare mat onder nagenoeg de hele tuin. Hoog op ons verlanglijstje stond privacy en een natuurvriendelijke tuin, verder volop ruimte om te leven, ook voor onze honden. Dus beslist geen ‘nette’ tuin. De nadruk lag vanaf het begin op de beplanting. Grijze materialen waren ondergeschikt, eenvoudig en functioneel met zoveel mogelijk hergebruikte materialen. Het loskoppelen van regenpijpen en toevoegen van compost waren een eerste stap en steeds meer planten werden toegevoegd. Met wisselend succes.

Van al het uitproberen heb ik heel veel geleerd, vooral van wat niet lukte. Steeds meer baseerde ik mijn plantkeuzes op de groeiomstandigheden en steeds minder op impulsieve, enthousiaste aankopen. Toch word ik nog steeds verrast door het aanpassingsvermogen van planten. In minder gunstige omstandigheden blijven soorten soms kleiner en bloeien minder of later, maar ze kunnen zich wel handhaven en sierwaarde geven.

Het gefilterde zonlicht schuift gedurende de dag geleidelijk door de tuin en in de maanden met kortere dagen is er vrijwel alleen schaduw. Er staan inmiddels zowel bladverliezende als groenblijvende, inheemse als uitheemse, kruidachtige als houtige planten. De tuin is geleidelijk verdeeld in verschillende ruimtes met doorkijkjes en diverse plekjes om te zitten en te mijmeren. Allerlei waterschalen, variërend van drinkschalen tot minivijvers, worden druk bezocht door de vele vogels. Door de combinatie van waterschalen, beplanting en al het toegevoegde organische materiaal, zijn er allerlei microklimaten ontstaan. Ook het bodemleven is veel rijker geworden.

Gaandeweg is het voortdurend bemoste gras vervangen door houtsnipperpaden en momenteel, voor meer lichtweerkaatsing, bestaat het meanderende hoofdpad uit grind, met kleine houtsnipperpaadjes in de borders. De voortuin is nu voornamelijk een bostuin, de zij-tuin is geïnspireerd op een Victoriaanse ‘stumpery’ en achter is verdeeld in een kleine bloemenhoek en patiotuintje.
De wanden direct onder bomen en heesters bleken te donker voor klimplanten en bestaan nu uit heidematten; het zijn perfecte ‘voorraadkasten’ vol nestmateriaal en insecten voor vogels. Waar meer licht en minder wortelconcurrentie is, vormen allerlei groenblijvende en bladverliezende klimplanten een afscheiding en wandbekleding. Klimplanten spelen in de hele tuin een belangrijke rol en bestaan uit vele soorten Clematis, diverse soorten Wisteria, Lonicera en Hedera en verder Pileostegia viburnoides, Akebia quinata en rankende fruitsoorten.

In de besloten voortuin zijn veel hoge heesters inmiddels opgekroond en de onderbeplanting wordt jaarlijks voorzien van een humuslaag. Varens en bosplanten vormen een belangrijk deel van de kruidachtige beplanting. Esdoornsoorten, bosbes en andere zuurminnende heestertjes uit de heidefamilie voelen zich hier prima thuis. Op een lichter deel in de voortuin heb ik dit jaar Leptinella squalida geplant, een grasvervanger met varenachtig blad, als geleidelijk dichtgroeiend groentapijt en gevoel van ‘open plek in het bos’.

De stumpery in de zijtuin op de foto hierboven, is een Victoriaanse oplossing voor beplanting onder hoge bomen waar extreem veel wortelconcurrentie is. Oude boomstammen en boomdelen (stump betekent stronk) doen dienst als natuurlijke containers en zorgen voor de nodige gelaagdheid en diversiteit aan beplanting. Het zijn ook natuurlijke insectenhotels en stimuleren ondergrondse schimmelvorming en verdere verrijking van het bodemleven.

Achter een schuine pergola met verschillende Clematissoorten en een Rubus phoenicolasius (Japanse wijnbes) ligt een klein stukje tuin dat vol staat met een estafette aan bloeiende planten, de ‘bloemenhoek’. Een mix van klimplanten, heesters, vaste planten en bollen. Er staat altijd wel iets in bloei en het zoemt er van de insecten. Het is een soort planten-anarchie, een groen-explosie, omdat de gangbare plantafstanden, heel bewust, volledig zijn genegeerd. In dit experiment volg ik het recht van de sterkste en stuur ik vervolgens steeds een beetje bij. Het is ook een favoriete nestplek voor allerlei vogels en de stapstenen in het grind (een restant tegels van de vorige bewoners) zorgen dat broedende vogels niet verstoord worden door het geluid van voetstappen.

Tegenwoordig wordt het deel met de zestiger jaren flagstones door wanden omsloten tot een kleine patio. De warmte wordt hierdoor vastgehouden en het is erg beschut. Vorstgevoelige en warmte minnende planten hebben hier een plekje. Er is een zon- en schaduwkant; aan de zonkant staan voornamelijk kuipplanten, kruiden en fruit, o.a. een citroenboompje en een mini-nectarine. Aan de schaduwkant staan veel verschillende bladplanten zoals Fatsia japonica (Vingerplant), Adiantum soorten (Venushaar), Nandina domestica (Hemelboom), Soleirolia soleirolii (Slaapkamergeluk) en diverse klim- en leiplanten zoals Rubus idaeus (framboos),Clematis, Lonicera en Hedera. En de nodige moeras-, minivijver- en waterschalen.

De gevarieerde omgeving rond Hilversum is, bewust en onbewust, een voortdurende bron van inspiratie. Verstilde bospaden, open heidevelden, de slingerende Vecht met de vele landgoederen in Engelse landschapsstijl, de intieme sfeer van de oude esdorpen Laren en Blaricum, waarbuiten de drukke delen de tijd lijkt te hebben stil gestaan. En natuurlijk ook de lager gelegen veengebieden rond de Loosdrechtse Plassen, met kwelbronnen en uitgestrekte waterpartijen. Een tuin is voor mij dan ook een persoonlijke plek waar fantasie vrijelijk de ruimte mag hebben en waarin niet alleen wij ons goed voelen, maar waar vooral ook planten en dieren zich goed voelen. Dat is voor mij een waar paradijs.

“Dertig jaar geleden heb ik de tuin ontworpen en aangelegd. Tot op de dag van vandaag is er aan de hoofdopzet van de tuin niets veranderd; een doorgaand pad dat vier ruimtes met elkaar verbindt.

Vijf kinderen hebben de tuin op verschillende manieren gebruikt: fietsend, vissend, bouwend; variërend van ‘speelbos’ tot 'huttenbouwplek’. Het is altijd een leeftuin geweest, dat wil zeggen niet een keurig nette aangeharkte tuin. Met een afmeting van 5,40 x 18,5 meter is het geen bijzonder grote tuin. Misschien net iets groter dan de gemiddelde tuin bij een rijtjeswoning, want tegenwoordig zijn de oppervlaktes nog wat beperkter. Wist je trouwens dat 40% van de Nederlandse gezinnen in een rijtjeshuis woont?

Onze tuin maakt de seizoenen voelbaar, dat is een bewuste keuze. Op een enkele bladhoudende struik of heg na verliest alles zijn blad. Inde herfst en winter levert dat een bonte schakering van structuren, kleuren en texturen op. Bij de eerste zachte voorjaarsdagen in maart ga ik de tuin in om de lijnen van de tuin weer zichtbaar te maken door het blad van de paden over de borders te strooien. Ik wacht zo lang mogelijk met het verwijderen van opstaande takken zodat vogels zoveel mogelijk nestmateriaal kunnen gebruiken. Zwierende merels op een spriet van de Miscanthus blijven fascineren.
Het voorjaar toont ons - elk jaar weer, zonder uitzondering - de kracht van moeder natuur. Het groen ‘explodeert’. Binnen enkele weken verandert het ‘dode landschap' ineen spektakel van bladvormen en kleuren. Het gevoel van een rijentuin verdwijnt naarmate het groen meer uitdijt. Als alles eenmaal in blad staat waan je je ineen Hof van Eden. Waar het heerlijk toeven is in en onder het groen want deze tuin die vol op het zuiden ligt is alleen leefbaar met weldadig groen en milde schaduw.

Het is een tuin passend bij deze jaren ’70-woning. Het zijn de hoogtij dagen van Mien Ruys die met haar structuralistische ontwerpstijl veel inrichtingsplannen maakt. Onze tuin is daarop geïnspireerd: een geometrische indeling van rechthoekige ruimtes die met elkaar worden verbonden door middel van een pad. Er zijn eenvoudige verhardingsmaterialen gebruikt want verharding is vooral dienend en functioneel. Vanaf de achtergevel loopt de tuin af. Achteraan het laagste punt dat we niet ophogen. Dit lage terras dient als wadi bij heftige regenval.

Tegen de gevel ligt een vijver, de weerspiegeling van het water levert in de winter op het plafond van de woonkamer een schouwspel van reflectie op. Via een brug is het eerste lagere terras te bereiken. Meubilair is vanuit de woonkamer niet te zien. Het lagere terrasdeel in combinatie met lommerrijke oeverbegroeiing ontneemt het zicht. Via een groene poort is het enige open gedeelte van de tuin te bereiken. Daar staat een verweerde eettafel. De laatste en tevens laagste ruimte bevindt zich onder een prieel. Het is hier vooral bossig. Een Liquidambar en een Koelreuteria beëindigen de tuin.”
"In de zomer ben ik het liefst in mijn eigen tuin. Na het weer opstarten van de tuin in het voorjaar is het ’s zomers genieten van veel verschillende bloeiende planten. Het favoriete deel van mijn tuin is toch de border, 2,5 meter diep en 15 meter lang en inmiddels bijna twintig jaar geleden aangelegd. Ik noem het mijn ‘seizoenenborder’ omdat mijn beplanting meerdere seizoenen bloeit. Elke maand bloeien er weer andere planten en ook ieder jaar is de beplanting verschillend.
Van april tot in oktober zijn er bloemen te zien. In groepen van één soort, maar ik plant vooral gemengde groepen van soorten met een verschillende bloeitijd. Bijvoorbeeld een combinatie van drie soorten die na elkaar van april tot en met mei bloeien: wolfsmelk, akelei en tulpen. Daarnaast een combinatie van twee planten die mooi zijn van juni tot in de herfst: Salvia‘ Caradonna’ en duizendknoop (Persicaria).
Na verloop van tijd verandert de border natuurlijk omdat planten groter worden, door elkaar groeien, zich uitzaaien of omdat bepaalde soorten verdwijnen. Jaarlijks bekijk ik het resultaat en voer dan in het najaar veranderingen uit. Om het bloeiseizoen te vervroegen vind ik bolgewassen erg leuk, zo heb je al kleur vanaf april. Tulpen en sieruien zijn prachtig om met vaste planten te combineren omdat ze weinig ruimte innemen. De bollen plant ik in het najaar tussen de vaste planten. Planten die zich uitzaaien, zoals akeleien en de roze koekoeksbloem, mogen een plekje veroveren, ze vullen mooi de gaten op.

Begin april beginnen de tulpen te bloeien, iets later de akeleien, wolfsmelk en de prairielelies. Vergeet-mij-nietjes mogen zich uitzaaien om de ‘gaten’ op te vullen.
De border groeit snel vol, er is kleur van sieruien, ooievaarsbek, wolfsmelk en koekoeksbloem. Geranium sylvaticum ‘Mayflower’ bloeit nu volop. De witte bloemen zijn van Camassia leichtlinii ‘Alba’.

De border staat in juni vol met bloeiende salie (Salvia nemorosa ‘Caradonna’), ooievaarsbek (Geranium ‘Patricia’), roomwitte ruit (Thalictrumpolygamum), klokjesbloemen (Campanula lactiflora ‘Prichard’s Variety’) en sieruien. De roze bloemen zijn van de eenjarige Papaver somniferum, die zich hier heeft uitgezaaid.
In juli verschijnt voor ongeveer drie weken het knalrood van Crocosmia ‘Lucifer’. De felle bloemkleur contrasteert opvallend met Phlox ‘LeMoisnil’. In het midden begint Persicaria amplexicaulis ‘Speciosa’ te bloeien, op de achtergrond lichtroze Phlox ‘Utopia’.

De Crocosmia is nu uitgebloeid, er is nog wel rood van Persicaria amplexicaulis ‘Speciosa’. De vlinderstruik en de Phlox bloeien nog goed door. Links fijne witte bloemen van Gaura, die er later ingezet is om een gat op te vullen.

De Phlox is aan haar tweede bloei begonnen met iets kleinere bloemen, de rode duizendknoop weet van geen ophouden. Achteraan het ijzerkruid (Vernonia) en het lampenpoetsergras, vooraan het prachtriet (Miscanthus).
De border begint in te storten, maar toch zijn er nog bloemen van Verbena, een paar late vlambloemen en de duizendknoop. Het blad van Crocosmia en de wolfsmelk (Euphorbia) krijgt herfstkleuren en de siergrassen geven nog veel effect."

Zelf zoek ik door te schetsen. Door met mijn potlood de mogelijkheden te verkennen, keuzes (en dilemma’s) te verbeelden op papier. In mijn zoektocht naar de heldere, eenvoudige lijn, maak ik modellen, varianten en alternatieven. Soms presenteer ik er één of twee aan mijn opdrachtgever. Dat laat zien wat er aan het ontwerp ten grondslag ligt. En telkens vraag ik mijzelf af: kan het simpeler.
Enerzijds is mijn zoektocht naar een helder ontwerp een persoonlijke keuze. Ik hou van de kracht van de eenvoud, in contrast met (nodeloos) ingewikkeld. Grappig detail is dat ik tijdens mijn studie de film Mon Oncle zag (zie de trailer op YouTube), met een voorbeeld van een routing die eenvoudiger kan. Leuk om te ontdekken waar de basis kan liggen van een voorkeur die je ontwikkelt.
Mijn streven naar eenvoud en eenduidigheid in een ontwerp kan misschien ten koste gaan van spanning. Door beplanting, het seizoensaspect, de ecologische samenhang, de grilligheid van de natuur, is er echter altijd genoeg te beleven. Naast eenvoud, hou ik ook van logisch. Ik geef de voorkeur aan een voor de hand liggend ontwerp, liefst niet al te duidelijk ontworpen.

Het is soms een hele klus om iets eenvoudigs te vinden, het kan zelfs knap ingewikkeld zijn. Ik vergelijk het soms met het maken van soep: groentesoep met verschillende groenten smaakt prima, maar je weet niet precies wat je eet. Wortelsoep is eenvoudig, duidelijk, erg lekker, nagenoeg iedereen lust het. Maar je moet er wel eerst opkomen.

Dit is de theorie, het zoeken naar de kracht van de eenvoud. Ach, was het maar zo simpel. Je kunt het jezelf echter altijd afvragen tijdens je eigen zoektocht: is dit de eenvoudigste oplossing? Kan het simpeler, kan het krachtiger? Is dit helder?