












Verticale bossen
Recent werd mij door een student de vraag gesteld over de voors- en tegens van de verticale bossen. Het is een terechte en actuele vraag. Voor het gemak maak ik de vraag wat breder want ‘verticale bossen’ passen in de trend om gebouwen te vergroenen. En de vraag is dan hoe zinnig deze acties zijn en wat het ons oplevert - ook bijvoorbeeld als het gaat om CO2 reductie.

Zoektocht
De huidige ontwikkeling van daktuinen, begroeide gevels en verticale bossen zie ik in bredere zin als een zoektocht naar hoe we onze leefomgeving zo groen en daarmee zo gezond mogelijk kunnen maken. Parallel daarmee gaan we de stad en de gebouwen zien als een specifieke habitat, de biodiversiteit in steden is inmiddels talrijker dan in het landelijk gebied.
Op kleinere schaal, op de schaal van de tuin bijvoorbeeld, zie je een zelfde soort zoektocht met geveltuintjes, verticaal tuinieren, groene daken op schuurtjes. Het zijn ‘bewegingen’ die laten zien dat de consument meer bewust wordt van de noodzaak van vergroening.
Ongeacht of het de kleine dan wel de grote schaal betreft; groen dat op een andere manier aangebracht wordt dan direct aangebracht in het maaiveld is kostbaar, vraagt om technische aanpassingen en extra arbeid om het groen in stand te houden.

Kleine schaal = kwetsbaar + kostbaar
Zelf denk ik dat we nog maar aan de vooravond staan van een reeks van ontwikkelingen die er uiteindelijk toe leiden dat we op een heel andere manier gaan wonen, werken en recreëren. Dat duurt natuurlijk nog even maar het groen krijgt in die toekomstige stedelijke leefomgeving de hoofdrol toebedeelden zal qua afmeting robuust (moeten) zijn, de grootschaligheid van het groen domineert de stad en gaat veel meer het leefklimaat bepalen ten opzichte van de groene balkonnetjes van de woontorens die we nu kennen als BoscoVerticale en de woontorens in Utrecht. Tegelijkertijd kun je zeggen: hoe meergroen hoe beter!
Maaiveld
Begrijp me niet verkeerd. ik heb niets tegen groene balkonnen, verticaal tuinieren enzovoorts. Sterker, deze vingeroefeningen zijn nodig om op termijn tot meer structurele oplossingen te komen waarbij we gaan praten overeen eerste en tweede maaiveld door gebouwen en daarmee dakoppervlakken samen te voegen. De woontoren Valley van MVRDV aan de Amsterdamse Zuidas is daar een voorbeeld van. Vanaf het maaiveld kun je via een pad dat door de tuinen gaat naar de hoger gelegen etages. Een fraai voorbeeld, maar vermoedelijk met een indrukwekkende vierkante meter prijs om het te realiseren.

Investering
Groen voorzieningen die we aanbrengen – niet gebonden aan het maaiveld - zijn om te beginnen kostbaar. Bouwkundige onderdelen als vloeren en balkonnen zullen extra zwaar uitgevoerd moeten worden om het gewicht van bakkenen vegetatie te kunnen dragen. Hoe groter, hoger en lommerrijker wij de vegetatie (lees bomen) willen hebben hoe complexer en kostbaarder de bouwkundige voorzieningen zullen worden.
Standplaats
Een ander aspect van het aanbrengen van groen in- en op gebouwen is dat de groeiplaats omstandigheden per definitie extreem zijn. Dat wil zeggen meer wind, uitdroging, hogere dynamiek in temperaturen. De omstandigheden zullen in veel gevallen te vergelijken zijn met alpiene of mediterrane omstandigheden. Beplanting is meer blootgesteld aan wind en felle instraling van de zon. Daar zul je rekening mee moeten houden en dat betekent een zorgvuldige selectie van plantensoorten en onderhoud. De kosten van dat onderhoud zullen hoger zijn dan de kosten van een willekeurig plantsoen in de openbare ruimte. Want ook voor het onderhoud geldt dat er voorzieningen aangebracht moeten worden, bijvoorbeeld druppelsystemen om de beplanting van vocht te voorzien in perioden van droogte.
Het aanbrengen van gradiënten zoals we dat kennen vanuit de ecologie zal naar mijn idee beperkt mogelijk zijn in- en op woontorens. Gradiënten vragen relatief veel oppervlak. Dat zou een ander argument kunnen zijn om meteen eerste en tweede maaiveld te werken waarbij je zoveel mogelijk oppervlak creëert dan schep je betere voorwaarden om natuurbeelden te laten ontstaan. Natuurbeelden die in combinatie met de groeiplaats omstandigheden en dus de potentieel natuurlijke vegetatie(PNV) zorgen voor spontaan en niet-aangeplant groen. De voormalige spontane begroeiing van het Hofplein lijntje in Rotterdam was daar een mooi voorbeeldvan. Gebruikmaken van de PNV kost in beginsel geen geld.

Het ontstaan van ziekten en plagen zijn vaak een combinatie van enerzijds een hogere vatbaarheid/afgenomen conditie van de plant en gunstige voorwaarden voor de ziekte of de plaag. De muggenplaag (Chinese woontorens) is daar een voorbeeld van. Ik denk dat hoe goed je je best ook doet om in te spelen op de omstandigheden het voor een deel afwachten is en blijft wat het groen gaat doen. De groeiomstandigheden in- en op een gebouw zijn nu eenmaal uitzonderlijk ten opzichte van het maaiveld. Overigens zou dat juist eenargument kunnen zijn om te onderzoeken in hoeverre je natuurbeelden kunt toelaten in- en op gebouwen. De bioloog Patrick Le Blanc uit de jaren ‘70 van de vorige eeuw toont in zijn boek ‘Vertical Gardens’ fraaie voorbeelden.
CO2
Het maaiveld noem ik bewust in dit betoog omdat ik denk dat daar de grootste groene winst te behalen is. Bovendien kan het tegen aanzienlijk lagere kosten. Ook hier geldt hoe grootschaliger we dat aanpakken hoe effectiever het groen zal zijn in termen van baten en diensten die het oplevert. Denk bijvoorbeeld aan de reductie of opslag van CO2. Het maken van een daktuin zoals bijvoorbeeld de daktuin van het depot gebouw in Rotterdam is een knap staaltje van een geslaagd groenbeeld, architectuur en technologie. Maar groen aanbrengen op een dak met als argument dat het CO2 vastlegt gaat wat mij betreft niet op omdat de berken die er geplant zijn jaren en jaren zouden moeten groeien om de hoeveelheid extra uitgestoten CO2 ten behoeve van de (draag)constructie te compenseren. Dat ligt bij het aanbrengen van beplantingen in het maaiveld significant anders.

Innovatie en eenvoud
Tot slot zou ik het juist interessant vinden als we onderzoek doen naar bijvoorbeeld eenvoudige begeleidingssystemen die we kunnen plaatsen op de kopeinden van flats of andere (industriële) gebouwen en die we met klimplanten kunnen laten begroeien die gewoon in het maaiveld staan en geen extra watervoorzieningen vragen. Er zijn klimmers die zomaar 25 tot 30 meter kunnen groeien denk aan wingerd en klimop.
Er ligt een enorme interessante hoeveelheid werk voor(tuin)ontwerpers die met innovatieve oplossingen komen die tevens betaalbaar zijn, en bovendien gebaseerd zijn op de ecologie en daarnaast (relatief)makkelijk te onderhouden.
Hoe ga je om met natuur in de stad en in de tuin? Welke rol heb je als professional? Die van heerser, rentmeester, partner of participant van de natuur?
Aan het woord is Fred Booy bij PodiumBoskoop.
Beeld en tijd
Louis le Roy deed het al begin jaren ’70 van de vorige eeuw met het stapelen van stenen en puin – (groei)omstandigheden creëren - randvoorwaarden scheppen. Doen wij dat feitelijk niet altijd al als ontwerper, stel ik mezelf de vraag, als ik luister naar de bevlogen woorden van Fred Booy, de gastspreker van vanavond?
Streven is om bewuste ingrepen te doen maar de praktijk van de natuur is weerbarstig. Met diverse beelden laat Booy zien hoe ‘bedachte’ parken, groenvoorzieningen en andere openbare ruimten, geleidelijk aan tenderen naar een meer natuurlijk ogende beplanting.
Stedelijk groen en technologie
De steden gaan een belangrijke rol spelen, zo rond 2050 woont zo’n slordige 75% van de mensheid in de steden. Tegelijkertijd is de biodiversiteit in Nederland nog maar zo’n 14% van wat het ooit geweest is. Geen cijfers waar je vrolijk van wordt. Overigens is de meest biodiversiteit in de steden te vinden en niet op het platteland.
Gebouwen kun je zien als gestapelde landschappen. De uitdaging is om het allemaal betaalbaar te houden. Hoe hoger het gebouw en hoe dunner de substraatlaag hoe meer technologie er voor nodig is om de vegetatie te ontwikkelen. Meer technologie betekent meer kwetsbaarheid en dus meer kans op storing.

Componeren met de natuur
Componeren met onkruid – samenwerken! Niet tegen de natuur in gaan maar gebruik maken van die natuurlijke processen - de esthetiek van de verwildering - de centrale vraag hierin is hoe je voorkomt dat verwildering als een bende gezien wordt? Daar zijn een drietal strategieën voor aldus Booy: sieren, omlijsten en delen, te lezen in de ‘Tweede Gids’, een handzaam en informatief boekje geschreven door Maike van Stiphout.
Daarnaast - als het groen er eenmaal is - zal het hoe dan ook onderhouden moeten worden. Kunnen we ontwerpend beheren inzetten om met de natuur mee te ontwikkelen? In ieder geval is het monitoren van de beplanting noodzakelijk.

Monitoren en ‘speelruimte’
Hoe groter de buitenruimte hoe meer ‘speelruimte’ er is om met beplantingen om te gaan. In de kleine tuin luisteren de ingrepen veel nauwer. Mengpercentages en groepsgroottes zijn vrijer in te vullen als je 200 m1 tot je beschikking hebt in plaats van 20 m2.
Monitoren zou verweven moeten zijn met het nadenken over groene buitenruimtes. Binnen de schaal van de tuin zou je kunnen werken met doelsoorten die je in de tuin wil hebben. Of dat je een meer thematische aanpak nastreeft, bijvoorbeeld als theetuin. Niet alles kan, keuzes maken is noodzakelijk en misschien willen we wel – juist omdat de tuin nu eenmaal beperkter is in omvang – meer voorspelbaarheid.

Samenvattend
Ter afsluiting van de avond probeer ik het enthousiaste relaas van Fred Booy samen te vatten aan de hand van 7 punten:
Landelijke windbreker biedt oplossing bij valwind
De uitdaging voor studenten van de vakopleiding Tuinarchitectuur is te komen tot een centraal idee, een concept. Een concept – niet te verwarren met thema - dat leidend is voor het ontwerp en op basis waarvan het plan verder uitgewerkt kan worden naar een ontwerp en beplantingsplan. Iedere vervolg stap of ontwerpingreep toetst de ontwerper aan het concept. Alleen op deze manier ontstaat er een consistent plan met een helder beeld.
Conceptuele tuinontwerpen zijn authentiek en vertellen het verhaal van de plek.
De OntwerpAcademie laat op jaarbasis maar liefst 70 stageprojecten ontwerpen door studenten van de academie. Een bijzondere in dit verband is een project van een student Tuinarchitectuur welke in 2022 is uitgevoerd in Leimuiden, in de buurt van Boskoop. ‘Niet alleen het ontwerp is geslaagd, ook de leercurve die de student gedurende dit traject heeft doorgemaakt, maakt dit tot een bijzonder project,’ vertelt Peter Kroesen, docent aan de academie.
Concept
In dit artikel leggen we graag uit wat het concept van dit plan is en wat het de student gebracht heeft.
Het langgerekte kavel met gevels die voor en teruglopen en in een soort van trechter eindigen was een bijzondere uitdaging. Het schetsontwerp van Nadine wist in deze situatie een nieuwe ordening (golfbeweging) te brengen waarmee het accent niet op de rafelige gevels maar op de beweging zelf gelegd werd.

Het ontwerp van de tuin moest daarnaast een ander probleem oplossen, namelijk de valwind. ‘Vanwege de sterke valwind in de tuin, wilden de bewoners er niet meer in zitten. Het ontwerp voorziet in strategisch geplaatste beplantingswanden, die de wind afvangen zonder het zicht op het vaarwater erachter te verliezen.
De titel van dit concept is “De landelijke windbreker” Wat de karakteristiek van het terrein weergeeft en de oplossing van het probleem samenvat.

Organisch en beschermend
Met het schetsontwerp wist de student de opdrachtgever te overtuigen, die oorspronkelijk een strakke tuin wilde met rechte lijnen. Het beschermende effect van de hagen en het verbindende effect van de golvende beweging overtuigde de opdrachtgever.

De golfbeweging leidt het zicht naar het het water en verbindt de verschillende tuinonderdelen, terwijl de hagen bestaande uit Fagus sylvatica met een hoogte van 1,80 m. de storende valwind breken.
De opdrachtgever is samen met de student naar de kweker gegaan om de bomen uit te zoeken.
Leercurve
De leeropbrengst zat voor student Nadine in het met overtuiging overbrengen van de ideeën met behoud van focus op de uitwerking van haar concept. Gedurende het ontwerptraject heeft ze haar tekenvaardigheid kunnen verbeteren en duidelijke keuzes gemaakt. Een vaardigheid die essentieel is bij het ontwerpen.
De student heeft goed geluisterd naar de opdrachtgever en de wensen kunnen omzetten naar een functioneel en aantrekkelijk plan.
Aan het eind van het traject is de veelzeggende reactie van de klant: “Niets van wat we hadden aangegeven heb je gebruikt, maar het ontwerp is alles wat we wilden en meer."

Hoveniers
Voor hoveniers zijn StageProjecten interessant om uit te voeren, is de ervaring van Kroesen. ‘Ik hoor vaak terug dat de ontwerpen van de OntwerpAcademie leuke projecten zijn; het zijn ontwerpen met een verhaal en bovendien zijn de plannen compleet uitgewerkt. Tegelijkertijd krijgen we regelmatig van opdrachtgevers de vraag of wij hoveniers kennen die hun ontwerp willen uitvoeren. Samenwerken met hoveniers is het doel van de OntwerpAcademie. Hoveniers profiteren immers ook van deze win-win situatie.
StageProjecten zijn er in elke provincie in Nederland, groot en klein. Zelfs in het buitenland hebben studenten ontwerpen gemaakt.
Nieuwsgierig naar de mogelijkheden?
Stuur je mail naar stage@ontwerpacademie.nl
Ontdek de ZomerSchool
Het staat al een poosje op ons verlanglijstje om met de ZomerSchool te starten. De zomervakantie biedt daar volop kansen voor. Er is tijd want de reguliere lessen zijn er even niet omdat we bij de OntwerpAcademie de vakanties van noord, midden en zuid bij elkaar optellen. Gedurende ca. 10 weken lang kunnen we - met het idee van een campus -lesruimten en docenten inzetten. Studenten treffen elkaar met masterclasses, workshops, doe-colleges en andere activiteiten.
De ZomerSchool is van 6 juli tot en met 31 augustus

SketchUp
We trappen dit jaar af met SketchUp op 9, 10 en 11 juli in Houten. Het is een driedaags programma waarbij je 3 dagen achtereen les hebt. Lekker intensief zodat je flinke stappen maakt met je digitale vaardigheden. Je gaat direct aan de slag met het geleerde.

Tuinenreis Cotswold
Naar aanleiding van het warme succes van de tuinenreis in 2023 hebben we besloten wederom een tuinenreis te organiseren. Deze reis - die naar Cotswold gaat - is van 7 juli tot en met 12 juli. Voor dit jaar inmiddels volgeboekt, maar houd de agenda in de gaten voor volgend jaar!

Architectuur Nader Bekeken
Voor wie zijn of haar ontwerpvaardigheden en opvattingen over architectuur, kunst en natuur verder wil ontwikkelen nodigen we uit deel te nemen aan de masterclass “architectuur nader bekeken”. Al fotograferend onderzoeken we architectonische objecten, we analyseren hoe natuur en architectuur elkaar versterken en we her-interpreren wat we zien. Kortom een mooi programma en een must voor ontwerpers.
26 Juli is het zover dan reizen we af naar het fraaie Insel Hombroich in Duitsland.

Praktisch Ontwerpen voor hoveniers
Praktisch Ontwerpen is een 3-daagse programma waarbij we aan de hand van reeds gemaakte tuinontwerpen op zoek gaan naar de uitgangspunten van het ontwerp. We onderzoeken de ontwerpen op hun compositorische kwaliteiten, doen suggesties voor verbetering en gaan op zoek naar een leidend en samenhangend idee.
Deze praktische workshop is er specifiek voor hoveniers en groenprofessionals die werkzaam zijn in het vak en willen ontdekken of de opleiding Tuinarchitectuur iets voor hun is.
26, 27 en 28 augustus op de locatie Boskoop organiseren we deze workshop.

Ontwerp je Tuin
Wil je ontdekken of de opleiding beplantingsadviseur of tuinontwerper wat voor je is? Met de actieve 2-daagse workshop Ontwerp je Tuin kom je er snel achter. De eerste dag besteden we aan het ontwerpen. De tweede dag ga je met beplanting aan de slag. Deze 2-daagse levert je dus altijd wat op: ideeën voor je eigen tuin en meer idee van wat je tijdens de opleidingen kunt verwachten.
De exacte datum is eerdaags bekend.

Meer weten?
Als je meer wilt weten over het programma van de ZomerSchool stuur dan een mail naar studentenzaken@ontwerpacademie.nl.
Graag tot ziens!