












NLQF staat voor het Nederlands Kwalificatieraamwerk, een internationaal erkend systeem dat het niveau van opleidingen vergelijkbaar maakt. Dankzij deze inschaling weet je als student precies waar een opleiding staat ten opzichte van andere opleidingen. Onze opleiding is ingeschaald op niveau 5, wat overeenkomt met het Associate Degree-traject in het hbo. Dit geeft duidelijkheid voor Nederlandse én internationale studenten die hun studie willen vergelijken en een weloverwogen keuze willen maken.
De inschaling kijkt naar:
Belangrijk om te weten: het NLQF kijkt naar niveau, opbouw en de borging van het onderwijs. Voor jou als student geeft dit een indicatie van het niveau, het tempo en het leervermogen dat van je verwacht wordt.
Bij OA werken we volgens een duidelijke onderwijslijn:
lesinhoud – inschaling – onderwijs – examencommissie – examen – werkveldcommissie – terugkoppeling naar de lesinhoud.
Dit zorgt ervoor dat het programma actueel en relevant blijft. Vakdocenten en onderwijsspecialisten beoordelen en verbeteren voortdurend de onderdelen. De examencommissie bewaakt de kwaliteit en effectiviteit, terwijl de werkveldcommissie vooral kijkt naar de mate waarin het onderwijs aansluit op de markt.
Door duidelijke doelen, korte lijnen en continue evaluatie binnen de OntwerpAcademie zijnwe in staat effectief in te spelen op veranderingen.
Binnen de OntwerpAcademie kun je een eenjarig traject volgen en met een diploma uitstromen. Maar je kunt er ook voor kiezen een twee jarige traject te volgen. Niets moet maar als je wilt starten in het tweede jaar is een diploma van het eerste jaar – of een gelijkwaardig diploma - vereist.
Studeren bij OA betekent kiezen voor een opleiding die inhoudelijk sterk is, internationaal erkend wordt en je kansen op de arbeidsmarkt aanzienlijk vergroot. Flexibel studeren staat centraal. Wij ondersteunen je graag met de ontwikkeling van jouw groene carrière.
“Tachtig procent van mijn werk bestaat uit het maken van ontwerpplannen voor postzegeltuinen.” Lars Veenboer is tuin- en landschapsarchitect en al 15 jaar gespecialiseerd in het ontwerpen van stadstuinen in de regio Utrecht. Tijdens de Podium Boskoop-lezing van maandag 2 november jl. staat de kracht van de kleine tuin centraal. “Vanavond laat ik jullie zien hoe je ook voor de kleine stadstuin fantastische leefwerelden kunt creëren voor mens, dier en plant.”

Lars heet de volle zaal welkom en vraagt de aanwezigen naar de voordelen van een kleine tuin. De reacties variëren van “weinig onderhoud en minder duur” tot “geborgenheid en meer aandacht voor detail”.
Een definitie van een kleine tuin is er niet, maar Lars laat tuinen zien met oppervlaktes tussen de 20 en maximaal 100 m2. Van een extreem smalle pijpenla van 2 meter breed tot een tuin van 15 meter diep. Elke tuin biedt kansen en mogelijkheden, vertelt hij. In een kleine ommuurde en daardoor warmere tuin bijvoorbeeld kan wellicht worden gekozen voor meer exotische planten.
Vanavond staat de vraag centraal hoe je een kleine tuin zodanig kunt ontwerpen dat er een interessant beeld ontstaat en welke ‘trucs’ heb je daarvoor nodig. Op basis van 15 jaar ontwerpervaring heeft Lars er inmiddels een soort structuur voor gevormd. In zijn woonplaats schreef hij ooit een ‘prijsvraag’ uit voor de lelijkste tuin. Een ‘kanshebber’ was een smalle geheel betegelde tuin van 2,50 meter breed en 10 meter lang en ommuurd met een betonnen schutting. Slechts links en rechts enkele planten. In dit voorbeeld worden in feite de beperkingen benadrukt. Een andere veel gemaakte fout is dat men een kleine tuin als een soort Madurodam gaat invullen. Het advies is: laat iets gebeuren in een tuin, zorg voor een spanningselement, maar maak keuzes. Om te komen tot een passend ontwerp, maakt Lars een driedeling: concept, ontwerp en detaillering.
In deze fase kijk je naar de wensen van de klant, de omgeving, de juiste schaal en hoe je eenheid kunt brengen. Uiteraard dien je altijd serieus te kijken naar de wensen van de klant. De praktijk laat echter zien dat mensen over het algemeen heel veel willen. Maak keuzes en onderzoek of je bepaalde wensen kunt samenvoegen. Daarnaast is er veel te halen als je goed naar de omgeving kijkt. De context speelt altijd een rol. Door gebruik te maken van de context, zoals het ‘de tuin in trekken’ van groen of horizontale lijnen, doet de tuin groter lijken. Eenheid in een kleine tuin kun je realiseren door je te beperken in verschillende materialen en kleuren. Twee tot drie verschillende materiaalsoorten is voor een kleine tuin vaak het maximum.
De ‘ontwerptrucs’ of ontwerpmiddelen zijn: diepte, hoogte, breedte, diagonalen, hoogteverschillen, werken met barrières, suggestie en spiegeling. Diepte kun je benadrukken door in bijvoorbeeld een langwerpige tuin een langwerpig element te plaatsen: een vijver of een plantenbak. Hoogte is te realiseren door een pergola of boom. Je creëert dan als het ware een plafond waarmee je de hoogte ervaarbaar maakt. De breedte benadrukken doe je door de volle breedte te gebruiken. De pergola in het voorbeeld beslaat dan bij voorkeur de volle breedte van de tuin.
Diagonalen brengen beweging en dynamiek in de tuin. Diagonalen zijn ook lange lijnen, je kunt ze als een schuine lijn door de tuin laten lopen of meer genuanceerd met een getrapte of zelfs een gebogen lijn. Hoogteverschillen voegen ruimtelijk gezien veel toe aan de (kleine) tuin, toch is het opvallend hoe weinig dit wordt toegepast. Met een zorgvuldig uitgekozen hoogteverschil zet je de compositie aan, leg je accent op plekken waarmee je de ruimtelijkheid maar ook de spanning sterker maakt. Een hoogteverschil in de vorm van een op- of afstap, vooral in combinatie met iets hogers zoals een pergola of boom, zorgt voor veel effect. Afstapjes en treden zorgen er feitelijk voor dat de beweging wordt vertraagd, het maakt je bewust dat je een nieuwe ruimte of ander deel van de tuin in gaat. Hoogteverschillen zorgen ook voor een ‘spel van schaduwen’, hetgeen meer diepte suggereert.

Barrières zijn er in alle soorten en maten: een plant net voor een bocht zodat je niet kunt zien waar het pad heen gaat of eindigt, een pergola in het midden van een tuin of het bewust weglaten van een verbindend pad tussen twee terrassen waarbij het tussenliggende gras dan de barrière is. Het slim combineren van ontwerpmiddelen maakt de compositie en daarmee de tuinbeleving sterker. Het toepassen van suggestie is een bekend en veel toegepast ontwerpmiddel. We kennen het onder andere vanuit de landschapsstijl. De kunst is om zowel het begin als het einde aan het oog te onttrekken. Je ziet bijvoorbeeld een waterpartij door de tuin lopen, maar je kunt niet zien waar deze eindigt. Hetzelfde effect kun je bereiken met een rondgaand wandelpad. Het verdwijnt subtiel achter een groep struiken om op een andere plek in de tuin weer op te duiken.
Werken met spiegeling, reflecties en lichteffecten zijn heel aantrekkelijke middelen die direct meerwaarde toevoegen aan de beleving in de tuin. Een vijver waarin de weerspiegeling is te zien van een boom of oevervegetatie, werkt betoverend. Boomkronen waar het zonlicht doorheen schijnt en het zonlicht verstrooit en zachter maakt. Bedenk dat een vijver, waterpartij of waterschaal onder een bepaalde hoek voor reflecties van het licht op een gekozen oppervlak kunnen zorgen. Water in de tuin is belangrijk voor veel vormen van leven in de tuin en het wateroppervlak zelf zorgt voor veel ruimtesuggestie.
Naast compositie en ontwerp is ook de materiaalkeuze van belang. Ontwerpers bedienen zich van kleur, textuur, legverbanden, kunst, groen en dieren om de beoogde ruimtelijke effecten van een compositie te versterken. Een aantal spreken voor zich: felle kleuren zoals rood, geel en blauw, vragen aandacht en verkleinen een ruimte, terwijl grijsachtige tinten een ruimte groter doen lijken. Een lange tuin wordt langer als het verhardingsmateriaal in de lengterichting wordt gebruikt en een glad gestucte muur oogt ruimtelijker dan bijvoorbeeld een gemetselde muur. Met materiaal als grind of houtsnippers, versterk je het vlak zelf.
Bij textuur doelen we op hoe grof of fijn een bepaald oppervlak is. Bomen met grove bladeren zoals een Catalpa, verkleinen een ruimte, in tegenstelling tot soorten met heel fijn loof zoals een Tamarix. Combineer je ze met elkaar, grofbladig vooraan en een meer fijne textuur achteraan, dan vergroot je het effect.

Met een kunstwerk, een beeld, borrelend of opspattend water creëer je een centrum waar de aandacht naar toe gaat, het doet je de beperkte ruimte vergeten. Dieren tenslotte zorgen eveneens voor aandacht. Vogels die zich tegoed doen aan vijgen of bijen die zoemend de ene na de andere bloem bestuiven. Lars laat tot slot nog een aantal tuinontwerpen zien waarbij de diverse ontwerpmiddelen terugkomen.
Enkele boekentips:
Het ontwerpen van een tuin gaat veel verder dan het maken van een tuininrichting, benadrukt Dolf Houtman, oprichter van de OntwerpAcademie. “Ontwerpers zijn verhalenvertellers. En om dat verhaal te vinden, begin je met kijken, voelen en onderzoeken.”
Een groot verschil tussen een geschoolde tuinontwerper en iedereen die een inrichting van een tuin maakt, zit in het vooronderzoek, legt Dolf uit. “Niet-ontwerpers gaan meteen naar een oplossing. Zegt de klant dat hij een Ibiza-tuin wil, dan ontwerpen ze een Ibiza-tuin: ze vullen de wens van de klant in met een plant zus en een tegel zo. Ontwerpers gaan echter op zoek naar wat de klant eigenlijk vraagt: wat maakt een tuin in de ogen van deze klant tot een Ibiza-tuin? Zijn het de planten, de tegels, de kleuren? Voordat je iets gaat ontwerpen, onderzoek je de ‘geest van de plek’. Het eigene van de tuin vormt de aanknopingspunten voor je verhaal. Kijk naar de tuin en zijn context, de geschiedenis van de plek, het huis met zijn architectuur, de persoon van de gebruiker. In je ontwerp kan je de tuin laten aansluiten of laten reageren op zijn context: in een stedelijke, harde omgeving kies je bijvoorbeeld voor een zachte, aaibare invulling. Dat kan je doen door de manier waarop de verharding gebruikt is, in de keuzes van de beplanting of met de vormen die je kiest. Hoe belangrijk ook, je primaire uitgangspunt is niet wat de klant vraagt. Je begint met onderzoeken wat de klant eigenlijk wil, wat jouw interpretatie daarvan is en hoe je die interpretatie kan koppelen aan datgene wat hier op dezeplek aanwezig is aan kleuren, texturen en omstandigheden. Wij slaan dus niet de catalogus open: ‘Hier ziet u onze Ibiza-tuin, die kunnen we voor u maken’, ons vak is eindeloos veel rijker.”
“Als ontwerper voeg je een betekenislaag toe”, zegt Dolf. “Dat maakt dat elk ontwerp uniek is. Tuinen die ontworpen zijn, haal je er zo uit. Ook wie niets weet van tuinontwerp, voelt aan dat hij hier te maken heeft met iets authentieks. Je ziet dat het ontwerp een verhaal vertelt, dat er spanning in zit.” Vanuit zijn liefde voor ontwerpen richtte Dolf elf jaar geleden de OntwerpAcademie op. “Ik ben begonnen als hovenier, met al jong een eigen bedrijf. Dat ging goed, op het hoogtepunt had ik zes of zeven man in dienst. Maar na verloop van tijd zocht ik meer diepte. Ik ging studeren: Milieukunde, Recreatie & Toerisme en tot slot Tuin- en Landschapsarchitectuur – allemaal studies die gaan over buiten zijn. Na mijn laatste studie begon ik de OntwerpAcademie, om meer mensen dit fascinerende vak te leren. Daarbij focussen we op de schaal van de tuin. Inmiddels hebben we zo’n 300 studenten en werk ik met 25 collega’s. De opleiding is één jaar, met een tweede jaar voor extra verdieping. Rondom de opleiding hebben we een schil gevormd met allerlei activiteiten waaraan die studenten kunnen deelnemen, zoals lezingen, excursies en stageprojecten. Het onderwijs wordt gegeven in kleine groepen met maximaal 13 studenten per groep, zodat we veel ruimte hebben voor persoonlijke begeleiding en feedback. We hebben nu vier onderwijslocaties:Boskoop, Houten, Frederiksoord en Noordscheschut.”
“Op de opleiding leer je allereerst te kijken en je te verwonderen”, vertelt Dolf. “Dat klinkt eenvoudig, maar het gaat om echt leren zien wat er op een plek aan de hand is. Hoe verhoudt het huis zich tot de tuin, welke invloed heeft de omgeving, wat doen de kleuren? Om goed te leren kijken, laten we de studenten schetsen met papier en een potlood. We leren ze daarbij ook om te vertrouwen op wat ze voelen. Je vindt iets van wat je ziet: je vindt het mooi of lelijk of kil. Neem dat als uitgangspunt en pel het af. Hoe komt dit gevoel? Komt dat door de kleurstelling, door de texturen, door de aan- of afwezigheid van ritme?”

Een onderzoek begint met inventariseren: kijken wat er is, tellen en meten. De eerste stap in de inventarisatie is de standplaatsomstandigheden als hoogteverschillen, grondwaterstand en zon of schaduw in beeld brengen. “Daarna ga je analyseren. Er vallen bepaalde dingen op: er is bijvoorbeeld een heel rustige kant in de tuin of een heel drukke of er zijn hoogteverschillen. Uit die analyse volgt dat je een ingreep formuleert die de problemen oplost die je hebt geconstateerd. Met die oplossing sluit je aan bij de wensen van de klant. En dan komt het doorontwerpen, het materialiseren: nadenken over de inzet van materialen, structuren en patronen zodat je daarmee je ontwerpuitgangspunten uit kunt drukken. Je begint dus met de groeiplaatsomstandigheden, daarna komt het verhaal en vervolgens komen de massa’s, vormen, hoogtes en texturen. Er zijn namelijk altijd wel planten en materialen te vinden die passen bij het ontwerpverhaal. En je hebt altijd nog de techniek achter de hand om ervoor te zorgen dat het passend wordt.” Die volgorde vinden studenten wel eens moeilijk. “Ze vragen bijvoorbeeld: ‘Maar het belangrijkste is toch dat een tuin door zijn planten bijdraagt aan de biodiversiteit?’ Ja, maar dat kan pas als je de plek onderzocht hebt en weet welke ecologische potentie deze plek heeft. Is je ontwerp klaar, dan ga je de beplanting zoeken die de ecologische waarde heeft die jij zoekt. Je kunt het niet andersom doen, dat is een denkfout en niet duurzaam.”
“Veel mensen denken dat ontwerpen gaat over mooie tekeningen”, vervolgt Dolf. “Maar die zeggen alleen iets over de buitenkant. Ontwerpen gaat over de inhoud, over het verhaal dat de tuin vertelt. Neem bijvoorbeeld de vraag waar het terras of het pad moet komen. Een ontwerper maakt nooit een indeling alleen omdat die mooi is. Een ontwerper heeft een inhoudelijke reden om de tuin zo in te delen: hij wil iets vertellen, de tuin intiemer laten lijken, of mysterieuzer, spannender, misschien wilde hij de mensen letterlijk om de tuin leiden zodat andere aspecten van de tuin zichtbaar worden.”
Ook hoveniers kunnen baat hebben bij de opleiding, benadrukt Dolf. “Ontwerpen is voor hoveniers een ongelooflijk effectief marketinginstrument om zich te onderscheiden van de collega's. De tuinen van een ontwerper zijn zichtbaar anders. Daarom hebben we nu een cursus speciaal gericht op hoveniers. Omdat ik zie dat hun vak met deze verdieping eindeloos veel rijker kan worden.”
Is: oprichter en directeur van de OntwerpAcademie en tuin- en landschapsarchitect.
Werkzaam in het groen sinds: 1979 als hovenier.
Hoogtepunt carrière tot nu toe: “De OntwerpAcademie is een feestje, elke dag weer. Ik ben ook trots op hoe we onze studenten concreet ondersteunen in hun groene carrière: we hebben een community van 4000 (oud-)studenten die elkaar vragen kunnen stellen en ontmoeten.”
Mooiste aan het vak: “De ongelooflijke groei die ik onze studenten zie maken. En daarnaast: de belangrijke rol die ontwerpers spelen in de ruimtelijke kwaliteit. Wij dragen bij aan een gezondere en interessantere leefomgeving.
In een korte video laat Cor Simon – docent Tuinarchitectuur aan de OntwerpAcademie – zien hoe hij in realtime een tuinontwerp schetst, en hetzelfde probeert met sketchup als basis en een AI opwerking. Het resultaat? Een boeiende vergelijking tussen menselijk vakmanschap en digitale snelheid.
Kunstmatige intelligentie speelt een steeds grotere rol in creatieve en technische beroepen. Ook in het groene vakgebied zien we AI opkomen, van ontwerpsoftware tot visualisatietools. Tijdens de Nationale Dag van de Hovenier gaf Cor hierover een inspirerende presentatie [link], en eerder schreven we al over de impact van AI op tuinontwerp [link].
Of je met de hand tekent of met de computer i.c.m. AI tools is afhankelijk van je doel. Toch blijft één ding duidelijk: Leren tekenen met de hand kost tijd, maar geeft volledige controle en persoonlijkheid aan je ontwerp. Door te tekenen vertaal je wat in je hoofd zit naar iets tastbaars. Dat dwingt je om keuzes te maken over vorm, ruimte, verhouding en beleving. Zo orden je je gedachten, ontdek je verbanden en kom je tot nieuwe ideeën. Wie alles uitbesteedt aan de computer, verandert langzaam van ontwerper naar een manager die niet meer echt zelf nadenkt. Wil je dat?

Na het zien van de video vroegen veel kijkers zich af: “Kunnen wij ook zo snel leren tekenen?” Het antwoord is: niet automatisch. Maar met de juiste begeleiding kun je wél snel leren hoe je een overtuigende tuinschets maakt. In de opleiding Tuinarchitectuur leer je niet alleen tekenen, maar ook kijken, analyseren en ontwerpen. Tekenen is een essentieel hulpmiddel om ideeën tastbaar te maken.
Wil je jouw tekenvaardigheden verbeteren? Cor Simon verzorgt twee keer per jaar de eendaagse cursus Beter leren schetsen en tekenen. In één dag leer je praktische technieken om sneller, duidelijker en aantrekkelijker te tekenen. Ideaal voor hoveniers, ontwerpers en iedereen die zich verder wil ontwikkelen in tuinarchitectuur.
AI of niet: handmatig tekenen blijft een onmisbare vaardigheid voor elke tuinontwerper.