Hieperdepiep: weer oog voor de iep!

February 28, 2021
Ingrid van der Ven
Kun je een positieve ontwikkeling vieren? Wat mij betreft wel! En zeker als het gaat om de prachtige inheemse boomsoort, de iep. Na de decennia lange strijd tegen de iepenziekte staat het geslacht Ulmus weer volop in de belangstelling. Jarenlang onderzoek heeft een reeks aan ziekte resistente soorten opgeleverd en de nodige kennis t.a.v. het indammen van de ziektegevoeligheid. Deze comeback is zeker een feest, ook voor tuinbezitters!

Een geslacht met geschiedenis

Je kunt boekwerken vol schrijven over het iepengeslacht ofwel Ulmus, de evolutie, de lange cultuurgeschiedenis en de vele hybrides en cultivars. Waar het in deze blog vooral om gaat is de gebruikswaarde voor onze tuinen. Er zijn inmiddels generaties opgegroeid met relatieve onbekendheid t.a.v. iepen, dus een beknopte inleiding is misschien wel op zijn plaats.

Ooit stond Nederland vol met iepen

In ons rivierenland waren iepen ooit algemeen voorkomende bomen. Op voedselrijke en kalkhoudende bodem ontstonden diverse bostypes met iep als kensoort. Het essen-iepenbos bijvoorbeeld, Fraxino-Ulmetum in de vegetatiekunde genoemd, kenmerkt zich door de zeer goed ontwikkelde en soortenrijke boom-, struik- en kruidlaag, inclusief veel stinsenplanten. Een ecologisch waardevol bostype met grote biodiversiteit.
Iepen bleken zich ook thuis te voelen op vochtige veengronden en bestand tegen zeewind. Dit zorgde in de Middeleeuwen voor succesvolle aanplant langs grachten van steden in kustprovincies, met name in Holland. Amsterdam is nu nog het grote voorbeeld hiervan en in 2005 zelfs uitgeroepen tot Iepenhoofdstad van Europa.

Daling en herstel van het iepenbestand

Iepen leveren van oudsher hoogwaardig en waardevol hout. Het geliefde iepenhout bleek voor veel gebruiksvoorwerpen geschikt en bomen werden in de loop der eeuwen veelvuldig gekapt. Daarbij moesten veel bossen op de vruchtbare gronden uiteindelijk wijken voor landbouwgrond. Vanaf het begin van de twintigste eeuw zorgde de iepenziekte nog eens voor een verdere afname van het iepenbestand, uiteindelijk op dramatische schaal. Nu, na bijna een eeuw van diverse kweekprogramma’s, zorgvuldige monitoring en selectie, zijn diverse cultivars resistent gebleken en wordt de iep weer in toenemende mate toegepast in ons landschap en onze steden.

Kenmerken en hybrides

Ulmus is een geslacht van ongeveer 40 soorten. De meeste iepen zijn vrij snelgroeiende en grote bomen die makkelijk met elkaar kruisen. Dit geldt zeker onze 3 inheemse soorten, die op en aantal punten goed te onderscheiden zijn: Ulmus minor, de veldiep heeft visgraatachtige takken met kurklijsten, U. glabra, de ruwe iep heeft qua blad een ruwe bovenzijde en zachtbehaarde onderzijde en U. laevis, de fladderiep heeft gesteelde bloemen en vruchten.
Belangrijke gezamenlijke kenmerken van deze soorten zijn vooral het blad met scheve, ongelijke bladvoet en de dubbelgezaagde bladrand. De bloemen zijn klein, waarbij de witte stempels en rode tot purperen helmhokjes het meest opvallen. De bloei is vroeg, in maart-april en de samara’s, de gevleugelde nootjes, dwarrelen rond juni van de bomen.
Maar wereldwijd zijn er nog veel meer iepensoorten, die afwijken van deze kenmerken door bijvoorbeeld bloei in de herfst, langzame groei, geringe hoogte en vooral: weinig gevoeligheid voor de iepenziekte. Al met al zijn vele soorten gekruist om uiteindelijk bij te dragen aan een gezond iepenbestand.

Iepen in tuinen

Afgezien van het inmiddels zeldzame beeld van Ulmus minor als haagplant, worden iepen vrij weinig in tuinen toegepast. Het beeld van de iep als snelgroeiende, grote boom mét gevoeligheid voor iepenziekte is daar natuurlijk debet aan. Maar er zijn ten minste vijf overtuigende redenen om juist wel te kiezen voor iepen in onze tuinen, als je maar de juiste soort kiest.

Allereerst blijken laagblijvende iepensoorten veel minder vatbaar voor de gevreesde schimmelaantasting. Daarnaast is de ziekteverspreiding via de wortels, zoals bij aanplant van grote aantallen in monoculturen, bij tuinen niet aan de orde. Ecologisch zijn iepen van grootbelang, vooral als waardplanten voor veel waardevolle vlindersoorten. Bovendien zijn iepen bomen van de toekomst: ze zijn bestand tegen wind, hitte, periodieke droogte en hoge waterstanden en dat maakt ze klimaat adaptief. En tot slot, iepen zijn prachtige, karaktervolle bomen. En dat is zeker niet de minst belangrijke reden!

Iepensoorten voor particulieren

Voor particulieren met een groot perceel in het buitengebied, waarbij de voorkeur voor inheemse soorten geldt, is de fladderiep, Ulmus laevis een hele geschikte keuze. Deze forse iepensoort blijkt veel minder gevoelig voor iepenziekte en wordt tegenwoordig ook met succes toegepast in bosplantsoen. Voor grote tuinen in het stedelijk gebied is de vrij recent in Amerika ontwikkelde cultivar ‘New Horizon’ een zeer betrouwbare keuze. Een boom van uiteindelijk 25 meter hoogte, die momenteel veel in openbaar groen wordt aangeplant.

Voor de vele tuinbezitters met een wat meer bescheiden tuinafmeting, zijn er diverse opties met een verscheidenheid aan bladgrootte, -kleur, -vorm en habitus. De bekendste en meest toegepaste soort in tuinen is de goudiep, Ulmus ×hollandica ‘Wredei’, een cultivar van de Hollandse iep. Ulmus ×hollandica is van oudsher een hybride tussen de inheemse soorten U. glabra en U. minor en kent heel veel verschillende cultivars. De cv ‘Wredei’ heeft mooi gekroesd blad, goudgeel bij het uitlopen in het voorjaar, geelgroen in de zomer en een stralend gele herfstkleur. Aanvankelijk een smalle zuilvormige groei, later een ronde kroon en een uiteindelijke hoogte van 7 tot 12 meter. De smalle jeugdvorm blijkt soms misleidend voor tuinbezitters, waardoor de uiteindelijke afmeting helaas zorgt voor vroegtijdige kap. Kennis van de uiteindelijke habitus blijft altijd essentieel bij een boomkeuze, vooral bij beperkte ruimte.
De prieel-iep, Ulmus glabra ‘Camperdownii’ is een treurvorm met mooi groot blad en sterk afhangende takken, waardoor een dicht bladerdek ontstaat. Een langzame groeier met een uiteindelijke hoogte van ongeveer 6 meter. Zoals meestal bij treurvormen zijn het uiteindelijk brede groeiers.

Ulmus minor ‘Jacqueline Hillier’ is een bijzonder fraai, grillig boompje met klein blad. Deze kleine, langzaam groeiende boom wordt uiteindelijk niet hoger dan 4m. Voor tuiniers met minder geduld en behoefte aan ‘instant impact’, zijn volwassen exemplaren verkrijgbaar, elk met een unieke grillige habitus. Wie op zoek is naar een wat onbekendere bol boom, kan kiezen voor Ulmus glabra ‘Nana’ geënt op een stam, de bol-iep. De cultivar benaming nana wordt altijd gegeven aan dwergvormen. Het is een langzame groeier waarvan de hoogte mede afhangt van de entplek, maar zelden hoger wordt dan 5 meter.

Tot slot twee cultivars van de uit Azië afkomstige Ulmus parvifolia, een iepensoort die in verschillende opzichten afwijkt van onze inheemse soorten. Parvifolia betekent klein bladig en het kleine blad heeft een enkel-gezaagde rand. De bloemen zijn zachtgeel en bloei valt in de vroege herfst. De bast heeft een sierlijke afschilfering en wordt in het Engels ‘lacebark’ (kantachtige schors) genoemd. Er zijn diverse cv’s geschikt voor kleine tuinen en zelfs voor toepassing in bakken. De bontbladige cv ‘Geisha’ heeft een zeer grillige, breed-spreidende groeiwijze en wordt niet hoger dan 2m. ‘Hokkaido’ met hele kleine groene blaadjes wordt veel toegepast als bonsai. Vanwege de langzame groei en geringe afmeting perfect voor potten en bakken; een toepassing die bovendien zorgt dat de grillige habitus extra opvalt.

Inspiratie voor de toekomst

Hopelijk inspireert deze blog plantliefhebbers om iepen vaker toe te passen in tuinen. Met ecologie en klimaatbestendigheid als belangrijke actuele thema’s, hebben iepen veel te bieden. Als perfecte stadsboom zijn ze bovendien heel divers qua verschijning en hebben grote sierwaarde. Daarom is het een mooie ontwikkeling dat er weer meer oog is voor dit prachtige geslacht. Een toekomst met meer iepen is zeker iets om te vieren.

No items found.